CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, april 2016

 

Rameau: Pièces de Clavecin en Concerts

Ouverture, Ritournelles en Chaconne uit Les Indes Galantes

Korneel Bernolet (klavecimbel), Apotheosis: Mathilde Vialle (viola da gamba), Annelies Decock (viool), Sien Huybrechts (traverso)

Et'cetera KTC 1523 67'

Opname: juli 2015, AMUZ, Antwerpen

 

Korneel Bernolet (1989) maakte zijn cd-debuut op het label Aliud met een opname van karakterstukken voor klavecimbel van Claude-Benigne Balbastre - het Premier Livre van de Pièces de Clavecin uit 1759. Aart van der Wal heeft hem hier besproken. Voor zijn tweede cd koos hij de mentor van Balbastre, Jean-Philippe Rameau (1683-1764). Rameau was een bijna exacte tijdgenoot van Bach en Händel, en zeker niet minder belangrijk, maar het heeft tot de tweede helft van de twintigste eeuw geduurd voor zijn belang als componist weer erkend werd. Dat heeft alles te maken met de opkomst van de interesse voor oude muziek in de opera, waar Rameau vandaag de dag een gewaardeerd bestanddeel is van het grote repertoire. In het kielzog daarvan verschijnen ook zijn werken voor klavecimbel steeds meer op pianorecitals. Er is slechts één genre waarmee Rameau zich daarnaast heeft beziggehouden: kamermuziek in de vorm van 'Pieces de Clavecin en Concerts'. Karakterstukken in de vorm van triosonates voor klavecimbel, viola da gamba en viool of traverso. Het genre was nieuw in die tijd, en ook bij Bach en Händel vinden we voorbeelden te over. Rameau publiceerde zijn Concerts in 1741, op het toppunt van zijn theatrale roem.

Korneel Bernolet is niet alleen een bevlogen klavecinist, hij is ook actief als opnameleider (hij draagt zelf de verantwoordelijkheid voor deze uitgave) en musicoloog. Hij heeft de partituur van Rameau met fantasie en flair bij de kop gepakt door er niet alleen een persoonlijke instrumentale draai aan te geven, maar ook door er eigen bewerkingen van delen uit de gedanste opera Les Indes Galantes aan toe te voegen. Zo is de opening van de cd meteen een feest der herkenning met de populaire melodie van de Ouverture, die al direct na de première zo geliefd was dat ze op straat gezongen werd op de schalkse tekst Quelle plaisir pour moi quand je bois le vin de mon voisin. In de beroemde Chaconne waarmee de cd besluit neemt de piccolo de rol van de trompet over. Voor het overige heeft Bernolet zich gehouden aan de voorschriften van Rameau, die hij vrij interpreteert: het is voor hem niet een viool of een traverso als melodie-instrument, maar ze komen beide aan bod. Bernolet heeft zich verzekerd van de samenwerking met drie dames die hun sporen ruimschoots hebben verdiend in diverse ensembles. Samen maken ze muziek op een aanstekelijke manier, waarbij speelsheid en welluidendheid hoog in het vaandel staan. Een weldadig contrast met uitvoeringen die zich beperken tot de gestreken versie, waar het gevaar van monotonie op de loer ligt. Kortom, een plezier om naar te luisteren.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links