CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, juli 2010

 

Rachmaninov – Complete Orkestwerken

 

Symfonie nr. 1 in d, op. 13 - Youth Symphony in d – Symfonie nr. 2 in e, op. 27 - Caprice Bohémien op. 12 – Symfonie nr. 3 in a, op. 44 - The Isle of the Dead, op. 29 - Vocalise, op. 34:14 – Symphonic Dances, op. 45 - The Rock, op. 7 - Prince Rostislav – Introduction, Women’s Dance, Men’s Dance & Intermezzo uit de opera Aleko - Vijf Etudes tableaux, georkestreerd door Ottorino Respighi - Scherzo in d.

Sydney Symphony Ochestra o.l.v. Vladimir Ashkenazy.

Exton EXCL-00018 • 57' + 77' + 66' + 64' + 41' • (5 cd's)

* * *

 

Symfonie nr. 1 in d, op. 13 - Caprice Bohémien op. 12 – Symfonie nr. 2 in e, op. 27 - Youth Symphony in d – Symfonie nr. 3 in a, op. 44 - The Isle of the Dead, op. 29 – Symphonic Dances, op. 45 - The Rock, op. 7 - Prince Rostislav - Scherzo in d.

Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Edo de Waart.

Exton OICL-00156 • 63' + 73' + 65' + 67' • (4 sacd's)


Menige lezer zal verwonderd opkijken bij deze twee uitgaven, waarvan niet alleen het label identiek is, het repertoire hetzelfde is, de datum van uitgifte slechts drie jaren verschilt, en die, last but not least, gebruikmaken van hetzelfde hoesontwerp; het enige verschil zit in de foto’s van de beide dirigenten. Het zal u niet verbazen dat de producer in beide gevallen dezelfde is: Tomoyoshi Ezaki, labelchef en eigenaar van het label Exton, in Japan ook bekend onder de naam Octavia. De spontane reactie ligt voor de hand: dat kan alleen in Japan.

Nu is dat nog waar ook,want in Japan worden nog steeds heel veel cd’s omgezet en zijn de verkoopcijfers dusdanig dat dit soort (peper)dure producties zichzelf terugverdienen. Dat wil zeggen voor het label, want de orkesten in kwestie ontvangen geen cent – die mogen blij zijn dat ze niet opgescheept zitten met de hoge kosten van een eigen label en het inhuren van dure distributiekanalen. Overigens kan ik u verzekeren dat het ook voor het label een eindeloos partijtje koorddansen is om de eindjes aan elkaar te knopen. Tomoyoshi Ezaki komt net als Manfred Eicher (ECM) en Jared Sacks (Channel Classics) uit de orkestpraktijk. Ezaki speelde trompet in de Tsjechische Philharmonie, Eicher speelde contrabas in de Berliner Philharmoniker en Sacks was actief als hoornist. Een blessure maakte een eind aan Ezaki’s muzikantenloopbaan en hij besloot zijn contacten te gebruiken voor het opzetten van een label, in zijn geboorteland Japan, onder de naam Octavia. Veel van wat er op dat label is verschenen is voor ons volkomen onbekend: door de – in vergelijking – lage prijzen in Europa en speciaal in Amerika is distributie buiten Japan niet aantrekkelijk.

De Rachmaninov-box van Edo de Waart met ‘zijn’ Radio Filharmonisch Orkest werd tussen 2001 en 2003 opgenomen in Hilversum, in de nieuwgebouwde (1995) Studio 5 van het orkest. De cd’s verschenen een voor een in Japan op het label Octavia, maar van distributie buiten Japan was tot groot leedwezen van de betrokken uitvoerenden aanvankelijk geen sprake. Na veel touwtrekken kwam in 2005 een overeenkomst tot stand voor distributie van de complete opnamen onder de vlag van het eveneens Japanse Exton, en ditmaal in een luxe box, die in ons land eerst gedistributeerd werd door de Codaex en sinds kort door Challenge Records. Voor de marketing ligt het aantrekkelijke van deze uitgave uiteraard in eerste instantie in het nieuwe medium super-audio.

Vladimir Ashkenazy komt in dit verhaal in beeld wanneer hij in 1998 wordt aangesteld als chef-dirigent van de Tsjechische Filharmonie, waar hij tot 2003 werkzaam blijft. Ezaki is een groot bewonderaar van de dirigent, en maakt veel opnames in Praag, die alweer in eerste instantie op de Japanse markt verschijnen. In 2004 krijgt Ashkenazy een aanstelling bij het NHK Orkest in Tokyo – en wordt chef van het belangrijkste orkest van Japan. Wanneer hij bovendien met succes zijn opwachting maakt bij het orkest van Sydney, Australië – één van zijn voorgangers is Edo de Waart - is de honger van het Japanse publiek naar hun nieuwe idool niet meer te stillen. Een Rachmaninov-cyclus die Ashkenazy in 2007 uitvoerde met het orkest van Sydney wordt live opgenomen en gerepareerd met correctiesessies, en wordt in 2008 door Ezaki uitgebracht in Japan. Wanneer Ashkenazy in 2009 wordt benoemd tot chef-dirigent in Sydney is het plaatje compleet.

Over het in de markt zetten van geluidsdragers zijn prachtige verhalen te vertellen – Leo Boudewijns en Tjako Fennema hebben dat op uiterst vermakelijke wijze gedaan. De praktijk wijst uit dat labels vaak en snel van distributeur kunnen wisselen: zo nam Challenge onlangs de distributie over van het label Exton – lees Octavia – en daarmee is de distributie van de tweede Rachmaninov-box hier te lande een feit.

Om het allemaal nog wat ingewikkelder te maken hebben beide betrokken dirigenten in het verleden al eens een waardevolle bijdrage aan de catalogus geleverd in ruwweg hetzelfde repertoire. Ashkenazy maakte met het Concertgebouworkest voor het Decca-label een integrale van de symfonieën en de belangrijkste orkestwerken, die sinds haar verschijnen rond 1968 lauweren is blijven oogsten en vele malen verdoekt is in alle mogelijke combinaties. Die siert de catalogus nog steeds. Edo de Waart maakte een jaar of acht later een soortgelijke collectie als spraakmakende chef-dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en oogstte daarmee een succes dat vergelijkbaar is met het enthousiasme over de huidige nieuwe chef van dat orkest, Yannick Nézet-Séguin. Ook die uitgave is meerdere malen in omloop gebracht, de laatste keer in de Duo-serie van Philips.

Na ruim vijfentwintig jaar is de interpretatie van De Waart niet wezenlijk gewijzigd, maar uiteraard wel gerijpt. Deze werken behoren tot zijn vaste repertoire. De opname in super-audio overklast uiteraard die op Philips, die nog in het pre-digitale tijdperk tot stand kwam. Het Radio Filharmonisch Orkest met De Waart aan het roer is een beproefde combinatie, en bewijst ook hier weer zijn grote kracht.

Vladimir Ashkenazy is uiteraard in de eerste plaats een onovertroffen pianist, en zo zal hij ongetwijfeld ook de geschiedenis ingaan. Als dirigent heeft hij zich aanvankelijk kunnen doorzetten dank zij die reputatie – en zijn platenmaatschappij Decca – maar er is in ieder geval één registratie uit die beginperiode die terecht befaamd is geworden, en dat is zijn opname van de orkestwerken van Rachmaninov met het (toen nog niet Koninklijk) Concertgebouworkest. Alles komt hier optimaal bij elkaar: een meesterlijke interpretatie, een fabuleus goed orkest en een fantastische opname.

Om die prestatie veertig jaar later nóg eens te leveren is in ieder geval niet afhankelijk van Ashkenazy alleen, en aan hem zal het dan ook niet liggen dat het resultaat dat van zijn eersteling niet overtreft. Dat ligt aan twee andere factoren: het Sydney Symphony is een goed orkest, maar kan niet wedijveren met het Concertgebouworkest; de Concert Hall van het Sydney Opera House, hoe spectaculair de architectuur van buiten ook moge zijn, doet akoestisch flink onder voor de ‘Grote Zaal’; daardoor is de opname blijven steken in een helder en doorzichtig klankbeeld, dat echter warmte en diepte ontbeert.

De raison d’être van deze bespreking komt er daardoor wellicht wat karig af, maar heeft ook een belangrijk pluspunt, want we hebben het hier wel over een uitgave van de complete orkestwerken, en in dat opzicht scoort deze uitgave flink. Niet alleen de drie symfonieën en de Tsjaikovski-imitatie die bekend is geworden als de ‘jeugdsymfonie’, maar ook grote orkestwerken als de meesterlijke Symfonische Dansen en het Dodeneiland zijn hier opgenomen, plus een aantal minder bekende partituren. De opvallendste en meest welkome toevoeging is de vijfde cd. Vier orkestrale fragmenten uit de opera Aleko van de jeugdige componist laten zijn enorme melodische begaafdheid horen. Een zeldzame opwachting maken de Vijf Etudes tableaux in de orkestratie van Ottorino Respighi, een componist die soms beter lijkt te kunnen orkestreren dan te componeren.

De Etudes tableaux op. 33 en op. 39 van Sergej Rachmaninov behoren tot zijn meestgespeelde pianowerken. Hij schreef ze tussen 1911 en 1918. Hoewel Rachmaninov zelf plannen had om een aantal ervan te orkestreren, kwam het daar maar niet van. Serge Koussevitzky, de chef-dirigent van het Boston Symphony Orchestra, hakte uiteindelijk de knoop door en gaf in 1930 opdracht aan de Italiaanse componist en meester-orkestrator Ottorino Respighi, om een orkestsuite van vijf delen samen te stellen. Rachmaninov zelf toonde zich zeer verheugd met die keuze, en suggereerde om ze titels mee te geven. Hij koos voor ‘De zee en de meeuwen’ (op. 39:2), ‘Op de kermis’ (op. 33:7), ‘Treurmars’ (39:7), ‘Roodkapje en de wolf’ (op. 39:6), ‘Oriëntaalse Mars’ (op. 39:9).

Twee uitgaven die tot denken aanzetten voor diegenen die zich blijven verbazen over de schier eindeloze stroom vertolkingen van hetzelfde repertoire, maar voor nieuwsgierige muziekliefhebbers valt hier veel te ontdekken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links