CD-recensie
© Siebe Riedstra, mei 2014
|
Goffredo Petrassi (1904-2003) is samen met Luigi Dallapiccola (1904-1975) de aartsvader van het moderne Italiaanse componeren. In de schaduw van Luciano Berio, Bruno Maderna en Luigi Nono was Petrassi bijna vergeten, maar na het overlijden van ook die generatie lijkt de interesse weer wat aan te wakkeren. Niet op de concertpodia, maar in discografisch opzicht. Vorig jaar besprak ik hier nieuwe uitgaven van werken voor koor en orkest op de labels Chandos en Naxos, nu komt Naxos alweer met een opvolger door dezelfde uitvoerenden, het Orchestra Sinfonica di Roma en dirigent Francesco La Vecchia. Petrassi groeide als componist met zijn tijd mee, en schuwde de seriële ontwikkelingen van de na-oorlogse jaren niet, getuige zijn Fluitconcert uit 1960. Hij schreef het voor de Italiaanse fluitvirtuoos Severino Gazzeloni, een groot voorvechter van eigentijdse muziek. Hier wordt het gespeeld door Mario Ancillotti, eveneens een autoriteit in dit repertoire: dit is al zijn tweede opname van dit Fluitconcert, met een eerdere uitvoering voor het label Koch (alweer een schitterend label dat roemloos ten onder ging). Met bijna twintig minuten is het een fors concert geworden, dat in zijn gestiek meer aan Schönberg dan aan Webern herinnert. Petrassi concentreert zich vooral op de ontwikkeling van het muzikale materiaal en niet op experimentele speelwijzen als overblazen of kleppenlawaai. Desondanks is dit met de relativerende afstand van ruim een halve eeuw een voorspelbare partituur geworden. Petrassi ontwikkelde zich in deze stijlrichting verder, maar stopte wegens oogproblemen in 1986 met componeren. Een heel ander geluid horen we in het Pianoconcert uit 1939, een werk dat stamt uit een uiterst vruchtbare periode die meesterlijke stukken opleverde als de Partita, het Magnificat en vooral het Coro di Morti. De invloed van Stravinsky (Psalmensymfonie, 1930) in de vocale werken is onmiskenbaar, en werkt daar wonderen. In het Pianoconcert is die inspiratie nog steeds aanwezig, maar de echte liefde ontbreekt - Petrassi schreef verder bijna niets voor de piano. Bruno Canino, zo langzamerhand een levende legende en een formidabele pianist, is de gedroomde solist. Het ballet La follia di Orlando dateert van enkele jaren later (1942/3) en niet voor de eerste keer vraagt je je af hoe in zulke moeilijke tijden zulke zorgeloze muziek kon ontstaan. Francesco La Vecchia en het Orchestra Sinfonica di Roma blijven verbazen met ongewoon repertoire in respectabele uitvoeringen. Individuele prestaties van blazers zoals te horen in het fluitconcert oogsten bewondering, en zoals gebruikelijk bij dit soort orkesten hadden de strijkers nog wel een paar extra repetities kunnen gebruiken. Desalniettemin kunnen we voor een grijpstuiver kennismaken met een essentieel deel van het oeuvre van deze grote Italiaan index |
|