![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, mei 2013
|
Deze cd gaat in de allereerste plaats over Georges Athanasiadès (1929), geboren in Zwitserland als zoon van een Italiaanse moeder en een Griekse vader. Hij ging naar school in de abdij van Saint-Maurice, en studeerde vervolgens in Duitsland theologie, letteren en musicologie. Aan het conservatorium van Lausanne bekwaamde hij zich op het orgel. Na zijn studies keerde hij terug naar Saint-Maurice, waar hij in het klooster eerst tot kanunnik en vervolgens tot priester werd gewijd, en de organistentitel verwierf. Het orgel in de Basilique was gloednieuw, het werd in 1950 opgeleverd door de Zwitserse bouwer Th. Kuhn. Het is een instrument dat volgens de begeleidende tekst van Athanasiadès niet door de ‘orgelbeweging’ (terug naar de barok) is geïnspireerd, maar door de principes van Aristide Cavaillé-Coll. Op dit orgel maakte Athanasiadès al eerder opnamen voor het label Tudor, altijd met interesant en prikkelend repertoire. Zijn selectie op deze uitgave is om van te watertanden. Dat komt door de dappere keuze voor de Zweedse componist Otto Olsson, een ook in orgelkringen grote onbekende, en volkomen onterecht. Hier en daar zullen er muziekrechercheurs zijn die de cd-opname van zijn prachtige Requiem koesteren, maar daar stopt zijn discografische reputatie wel zo’n beetje. Olsson (1879-1964) past helemaal in de Franse symfonische orgeltraditie, waar hij ergens tussen Widor en Vierne geplaatst kan worden. Zijn Credo Symphoniacum is een grote orgelsymfonie in drie delen met een totale lengte van drie kwartier, gebaseerd op bekende gregoriaanse melodiën. Het ‘Credo in unum Deum’ voorop. De Symphonie Romane van de 35 jaar oudere Charles-Marie Widor (1844-1937) sluit daar perfect bij aan. In de toelichting merkt Athanasiadès op dat de symfonieën van Widor eigenlijk orgelsonates zijn, maar of hij daarin gelijk heeft betwijfel ik. Widor borduurt voort op de hybride die veroorzaakt werd door Mendelssohn, die orgelsonates schreef die ook al niet voor die kwalificatie in aanmerking kwamen. Voor de Britse markt gecomponeerd waren het eigenlijk Voluntaries, verzamelingen losse stukken. Dat is precies wat we terugvinden in de orgelsymfonieën van Widor, maar juist niet in de Symfonie Romane, dat is nu juist een hechte constructie in vier delen, streng gebaseerd op Gregoriaanse thema’s. Georges Athanasiadès, heeft deze twee werken in zijn hart gesloten, en legt in zijn toelichting heel mooi uit hoe zijn instrument, Albert Schweitzer en diens verbinding met de beide componisten een prachtige cirkel vormen. Zijn verhaal klopt, en in grote trekken kloppen zijn interpretaties ook, waarbij het spel zeker indruk maakt, tachtigplusser of niet. De overvloed aan beschikbare informatie maakt in de vergelijking echter al snel duidelijk dat dit niet de ultieme opnamen zijn om deze werken te leren kennen. Er is iets in de klank van het instrument en het spel van zijn meester dat remmend werkt. In de registraties zit een aarzeling tussen de Franse klank van Cavaillé-Coll en een restant orgelreform, met ‘spuckende’ fluiten en boventoonrijke quintadena’s, die in dit repertoire niets te zoeken hebben. Merkwaardig genoeg zijn er gelegenheden te over waar Athanasiadès laat horen dat zijn instrument het idioom tot in cijfers achter de komma had kunnen verzorgen. Om kort te gaan: Ben van Oosten is geduchte competitie in Widors complete registratie voor MDG, en Olssons complete orgelwerken zijn door Torvald Thorén (1945-2001) met hart en ziel vastgelegd. Alleen diens toepassing van de verschillende zwelwerken maakt duidelijk dat deze muziek meer vrijheid verdraagt. Maar..... het is een live-opname. Vergelijking leert dat Athanasiadès de betere geluidskwaliteit heeft en dat voor beide orgels een stembeurt geen overbodige luxe zou zijn geweest. Hoe dan ook: Otto Olsson verdient de volle aandacht – en niet alleen van orgelfanaten. index |
|