![]() CD & DVD-recensie
© Siebe Riedstra, december 2018
|
Krap een eeuw geleden was Willem Mengelberg (1871-1951) volgens een enquête van het veelgelezen tijdschrift Het Leven de populairste Nederlander. De dirigent die vijftig jaar lang het Concertgebouworkest regeerde als een generaal (met twee korte tikjes van zijn baton tegen de lessenaar voorafgaand aan de opmaat), en aan de andere kant van de oceaan chef-dirigent was van het New York Philharmonic. Honderd jaar later is de chef van het Koninklijk Concertgebouworkest goed voor de roddelpagina's. Maar de populairste Nederlander is nog steeds een dirigent: André Rieu. Er is hoop. De reputatie van Mengelberg is onherstelbaar vervuild door zijn opportunistische en megalomane levenshouding, waarin alleen aandacht was voor muziek en geld. Met geld kon hij niet omgaan, maar met muziek des te beter. Waar wij mee moeten leren omgaan is de musicerende Mengelberg - zijn klinkende nalatenschap en zijn composities. Mengelberg componeerde niet lang, maar wat hij schreef verdient de aandacht, al was het alleen maar om het beeld van deze muzikale reus te completeren. Zijn creatieve periode begon in zijn studiejaren en stopte in 1906 - hij was toen vijfendertig. Zijn carrière als dirigent liep onherstelbare schade op door zijn zelfzuchtige gedrag tijdens de Tweede Wereldoorlog: hij dirigeerde in binnen- en buitenland tot het niet meer kon. Daarna trok hij zich (in 1944) terug in zijn Chasa in Zwitserland. Na afloop van de oorlog werd hem zijn paspoort afgenomen, en in Nederland kreeg hij een levenslang dirigeerverbod (later teruggebracht tot zes jaar). Chasa Mengelberg werd zijn gevangenis. Einde carrière. Die carrière lijkt te beginnen in Amsterdam, met zijn aanstelling als dirigent van het kersverse Concertgebouworkest in 1895, maar ze wordt voorafgegaan door een korte, maar belangrijke episode in de Zwitserse stad Luzern. Daar verwierf hij in 1892 de positie van Städtischer Musikdirektor met alles wat daaraan vast zat, inclusief het componeren van gelegenheidswerken. Een indrukwekkende Feierliche Messe was het resultaat, en het is een kapitale verdienste van deze uitgave dat ze hier voor het eerst te horen (en te zien ) is in een uitvoering door dezelfde Luzerners waarvoor ze destijds werd geschreven. Voortreffelijk uitgevoerd in de Hofkirche, door solisten, het vocaal Ensemble Corund en het Luzerner Sinfonieorchester, gedirigeerd door Stephen Smith. Een prominente rol is weggelegd voor het orgel, bespeeld door Wolfgang Sieber, titularis van het magistrale Kuhn-orgel, dat een cruciale rol speelt in de sonoriteit van deze opname. Opvallend is dat Mengelberg dezelfde muziek gebruikt voor het Kyrie en het Agnus Dei. Het spreekt vanzelf dat Mengelberg hier geen meesterwerk schiep, maar wel met groot vakmanschap componeerde en instrumenteerde (een opvallende rol voor de piano). En net als de religieuze werken van Rheinberger een genot om naar te luisteren. Geert van den Dungen was verantwoordelijk voor de eindredactie van de partituur. De eerste cd van deze uitgave is gevuld met vocale muziek en één pianowerk, een Barcarolle (1893). De vocale muziek bestaat uit zeventien liederen voor zangstem en piano, en negen werken voor koor. Sopraan Renate Arends en pianist Jacob Bogaart ontfermen zich over de liederen, die veelal strofisch van opzet zijn en passen in de categorie salonmuziek. Door de doorleefde interpretatie van Arends en Bogaarts worden ze van de salon opgetild naar de Kleine Zaal. Jacob Bogaart zorgde in zijn eentje voor een pracht van een anthologie van de Nederlandse klaviermuziek waaraan de Barcarolle van Mengelberg nog net ontbrak. Hij zorgt er ook voor - en dit is belangrijk - dat we kennis kunnen maken met een prachtige zetting voor gemengd koor en piano, van een Duitse versie van de requiemtekst, zoals die in de late negentiende eeuw gangbaar was in de vertaling van Leberecht Blücher Dreves - de vertaling die ook gebruikt werd door Robert Schumann in opus 90 nr. 7. Spijtig dat de toelichting niet iets verder ingaat op het aandeel van Jacob Boogaart. Koordirigent Geert van den Dungen was verantwoordelijk voor de samenstelling van het projectkoor en de keuze van het koorrepertoire. Hij heeft achttien zangers in korte tijd samengesmeed tot een hecht ensemble - samen zorgen ze voor een prachtprestatie. Dat brengt ons bij de derde cd, met drie werken voor orkest, de Sinfonietta voor strijkorkest, het Preludium over 'Het oude Wilhelmus' en bovengenoemde Schetsen van Rembrandt. Van die drie zijn de Schetsen al heel lang onderwerp van gesprek. Ik herinner me dat Pieter Prick, destijds hoofd van de afdeling muziek van de AVRO, aandrong op een uitvoering van de Schetsen, vergezeld van diaprojecties van de bijpassende afbeeldingen, maar het project kwam niet verder dan een studio-opname van de muziek, door het Radio Symfonie Orkest onder Kenneth Montgomery. In de toelichting bij de onderhavige cd is sprake van een concertuitvoering in de ZaterdagMatinee in 1997, maar dat is niet correct, het was het Zondagochtendconcert van 8 juni 1997, weer door het Radio Symfonie Orkest, compleet met projectie van de etsen. Toen Pieter Prick directeur werd van het Orkest van het Oosten zag hij zijn kans schoon, en verscheen in eigen beheer van het orkest een cd met de schetsen van Mengelberg en de Schilderijententoonstelling van Moesorgski, gedirigeerd door de kersverse chef Jaap van Zweden - als ik me niet vergis zijn cd-debuut als dirigent. In een prachtuitgave met afbeeldingen van Rembrandts etsen. Op deze uitgave horen we de voornoemde opname uit 1994. Het aanvullend repertoire bestaat uit twee delen van een onvoltooide Sinfonietta voor strijkorkest en een deftig Preludium over het Wilhelmus. In 1898 geschreven in opdracht van de 'Nederlandsche Regeering' voor de inhuldiging van Wilhelmina als Koningin, oorspronkelijk voor koperblazers, pauken en het orgel van de Nieuwe Kerk, en later door Mengelberg omgeschreven voor orkest - dat is de versie die we hier horen. Mengelberg werd als dirigent gefascineerd door de schoonheid van het detail. Daarvan getuigen de minutieuze aantekeningen in zijn partituren. Het betekent ook dat zijn interpretaties worden gekenmerkt door een overmaat aan rubato en een tekort aan ritmische structuur. In zijn composities laat hij zich kennen als een fenomenaal vakman met een neiging naar behaagzucht. Zoiets kan fascinerend uitpakken. De Feierliche Messe en het Requiem (in de editie van Jacob Bogaart) leveren het bewijs. De naam van Frits Zwart is onlosmakelijk verbonden met die van Willem Mengelberg, niet alleen als biograaf, maar ook in de vele functies die hij bekleed als schatbewaarder van het Nederlandse muzikale erfgoed. Zonder zijn bezielende energie zou deze uitgave niet tot stand zijn gekomen. Sieuwert Verster verdient een groot compliment voor de realisatie en de vormgeving. Tussen de regels van het colofon lezen we dat Mengelberg door middel van de verkoop van zijn Chasa gezorgd heeft voor de nodige fondsen. Wat men ook kan vinden van Willem Mengelberg, dit is een schitterende klinkende en visuele aanvulling op de tweedelige biografie van Frits Zwart. ______________ index |
|