CD-recensie
© Siebe Riedstra, juli 2017
|
The greatest marvel of early maturity that the world has ever seen in music. Het grootste vroegrijpe wonder dat de muziekwereld ooit aanschouwd heeft, schrijft Sir George Grove - aartsvader van de Grove Encyclopedia of Music - over Felix Mendelssohn. Geen wonderkind, maar een vroegrijp wonder. Het wonderkind Felix verbaasde al vanaf zijn tiende levensjaar met volleerde symfonieën voor strijkorkest. Vader Mendelssohn zorgde voor de benodigde musici en zo kon zoonlief zijn composities toetsen aan de praktijk. Dat wierp vruchten af: op de leeftijd van zeventien jaar schreef Felix een absoluut meesterwerk, de concertouverture A Midsummer Night's Dream. De geniale adolescent vond op zijn reizen door Europa inspiratie voor twee symfonieën: de Schotse en de Italiaanse. Werken die binnen de kortste keren een vaste plaats veroverden op de internationale concertpodia, en twee van de vijf symfonieën die Mendelssohn naliet. Het lot van de overige drie is minder spectaculair, en dat zou een reden kunnen zijn dat we in de platencatalogus niet al te vaak geconfronteerd worden met de complete symfonieën van Mendelssohn. De eerste en laatste keer dat het label DG zich eraan waagde was in 1984/5 met Claudio Abbado aan het hoofd van het London Symphony Orchestra en Chorus. Ruim dertig jaar later volgt een tweede poging met Yannick Nézet-Séguin, live opgenomen met een kleiner orkest: het Chamber Orchestra of Europe. Afgaande op de trailer die Universal Classics publiceerde wijkt de strijkersbezetting van het COE nauwelijks af van de norm: van eerste violen naar contrabassen tellen we 11-9-7-5-4. Ook grote symfonieorkesten zullen zich in dit repertoire dikwijls beperken tot 12-10-8-6-4, een te verwaarlozen verschil. Toch klinkt deze opname anders dan andere. Dat komt niet door de bezetting, maar door de opnametechniek. We zijn hier getuige van een live-registratie vanuit de gloednieuwe Parijse Philharmonie, Salle Pierre Boulez. Een live-opname impliceert een microfoonopstelling die 'er bovenop zit' om publieksparticipatie te vermijden. In dit geval resulteert dat in een glashelder klankbeeld, maar ook in een wat merkwaardige balans waarin de hoge strijkers het lijken te winnen van de lage. Yannick Nézet-Séguin is de nieuwbenoemde chef-dirigent van de Metropolitan Opera in New York, een logische keuze gezien zijn affiniteit met het drama in de muziek. De recente opname van de vier symfonieën van Schumann met ditzelfde orkest gooide hoge ogen. Of dat ook over deze uitgave gezegd zal worden staat te bezien. Aan de pluskant mag opgemerkt worden dat de Schotse en de Italiaanse symfonie profiteren van de muzikanteske aanpak van de dirigent en de spontane scheppingsdrift van de componist. In de vijfde symfonie wordt een coupure in de gedrukte editie hersteld, die hier voor het eerst is te horen. De tweede is wat problematischer door de keuze van de eerste sopraan. Karina Gauvin heeft een mooie stem, een geprononceerd vibrato en is helaas niet te verstaan. Een ander onderwerp is de orgelpartij in de Tweede. Ondanks de aanwezigheid van een schitterend orgel in de Salle Pierre Boulez is dat hier nauwelijks waar te nemen. De eerlijkheid gebiedt om te vermelden dat dat ook geldt voor de opnamen van Abbado en Karajan. Maar uit Enschede, waar Jan-Willem de Vriend onlangs een integrale Mendelssohn realiseerde, komt een heel ander geluid, daar laat het Flentrop-orgel duchtig van zich spreken. Samenvattend, een Mendelssohn die ontdaan is van alle zwaarte, als een schilderij waarvan de vernislaag is verwijderd. Wat we ervoor terug krijgen zijn misschien niet de originele kleuren, maar wel een palet dat overtuigt. In ieder geval dwingt dit nieuwe geluid tot luisteren. index |
|