CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, december 2010

 

 

Mahler: Symfonie nr. 2 in c

Anne Schwanewilms (sopraan), Lioba Braun (alt), Bamberger Symphoniker und Chor o.l.v. Jonathan Nott

Tudor 7158 • 82' • (2 sacd’s)

 

 

 


Gustav Mahler was een graag geziene gast bij het Concertgebouworkest van Willem Mengelberg, en ook de overige Nederlandse orkesten hebben zijn partituren in de afgelopen decennia in toenemende mate welkom geheten. Denk maar aan Eduard Flipse met het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Edo de Waart en het Radio Filharmonisch Orkest, Hartmuth Haenchen en het Nederlands Philharmonisch Orkest en laatstelijk Jaap van Zweden en Neeme Järvi in Den Haag en Hilversum. Maar de vloedgolf aan cd-registraties, al dan niet in de vorm van complete cycli, die onze muzikale stranden blijft overspoelen lijkt de afgelopen jaren niet te stuiten. Sinds de komst van eigen labels van orkesten is ze zelfs verhevigd: het Concertgebouworkest werkt na de integrale van Haitink op Philips, en die van Chailly op Decca, op het eigen KCO-label aan een nieuwe van Mariss Jansons. Nu hebben ook de Symphoniker uit Bamberg zich in de Mahler-branding gestort. Tudor is weliswaar een klein zelfstandig Zwitsers label, maar het orkest zal ongetwijfeld de kosten van deze live-registraties zelf hebben moeten ophoesten. De Bambergers zijn een uitstekend orkest, altijd geweest ook, zoiets als de ‘Geheimtipp aus Bayern’. Met deze cyclus onder hun Engelse chef Jonathan Nott tonen ze aan dat ze er echt bijhoren en de uitstekende opname van de Bayerische Rundfunk spreekt daarin een duchtig woordje mee, maar of dat voldoende is valt te bezien.

Nu valt niet te ontkennen dat de concurrentie in dit repertoire moordend is en dat een belangrijke manier om onderscheidend uit de schappen te springen ligt in de keuze van de beide zangeressen. Anne Schwanewilms is een droom van een sopraan, maar ze heeft niet de opvallendste solo. Dat privilege is voorbehouden aan de alt Lioba Braun, die het schitterende ‘O Röschen rot’ helaas niet de magie weet mee te geven die we ons herinneren van Jard van Nes (Haitink) of Birgit Remmert (De Waart). Een tweede belangrijke factor is de kwaliteit van het koor, en het koor van de Bamberger Symphoniker is uiteraard geen beroepskoor. Beroepskoren als het Groot Omroepkoor, het koor van de Mitteldeutsche Rundfunk of het Berliner Rundfunkchor, laten ons op diverse opnamen horen dat het bestaan van deze ensembles van niet te onderschatten belang is. Politici zouden er niet over piekeren een leger uit te rusten met proppeschieters, maar ja, zingen kan iederen nietwaar, kijk maar naar Idols. Dus is een beroepskoor een linkse hobby.

Op de lezing van dirigent Jonathan Nott is niets aan te merken, maar ook niets op te merken. Gezien de eerder genoemde overvloed aan registraties in dit repertoire is dat niet te verwonderen. We herinneren ons de media-aandacht voor de dirigerende miljonair Gilbert Kaplan die slechts dit ene werk op zijn repertoire had en het met een opname tot de Wiener Philharmonikerr en DGG bracht. A tough act to follow. Laten we het maar niet eens hebben over Klemperer, Bernstein, Haitink, Karajan, Solti, Abbado en al die anderen die met dit werk geschiedenis hebben geschreven. De tijdslimiet per schijfje van 80 minuten wordt hier net overschreden, dus was het noodzakelijk om de opname uit te brengen op twee cd’s, zonder invloed op de prijs. Voor de liefhebbers van muzikale trivia: ik ken ook een paar dirigenten die het werk binnen de limiet van één cd weten te houden, Vaclav Neumann op Supraphon en Zubin Mehta op een live-opname met de Israel Philharmonic (en er zijn er vast nog wel meer). Dit is de vijfde aflevering in de integrale uit Bamberg, volgend op de symfonieën 1, 4, 5 en 9.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links