CD-recensie
© Siebe Riedstra, november 2011
|
Witold Lutoslawski – Vocal WorksTryptyk slaski (Silezische Triptiek) - Lacrymosa - Sleep, sleep - Chantefleurs et chantefables (voor sopraan en orkest) - Paroles tissées (voor tenor en orkest) - Les espaces du sommeil (voor bariton en orkest) Lucy Crowe (sopraan), Toby Spence (tenor), Christopher Purves (bariton), Chandos CHAN 10688 • 68' • Edward Gardner (1973) is Music Director van de English National Opera, die hij sinds zijn aantreden in 2006 uit een diep dal omhooggedirigeerd heeft; een kolossale prestatie. Sinds 2009 staat hij onder exclusief contract bij het label Chandos, waar hij met het BBC Symphony Orchestra cd’s heeft ingespeeld met werken van Britten en Lutoslawski. Collega Maarten Brandt besprak de voorganger van deze uitgave, met drie orkestwerken van deze Poolse componist (klik hier). Hier worden drie liederencycli met orkestbegeleiding van de volwassen componist gepresenteerd, gecombineerd met werk van de jonge Lutoslawski. De Tryptyk slaski, Silesische Triptiek, is zo’n werk, geschreven in 1951, in de periode waarin ook het Concert voor orkest tot stand kwam. Het zijn werken waarin Lutoslawski de Poolse muzikale folklore onderwerpt aan de lessen die hij van Bartók leerde. Het Lacrymosa uit 1937 is veruit het oudste stuk op deze cd, en is het enige overblijfsel van een geconcipieerd Requiem; het draagt duidelijk de sporen van het Stabat Mater van Szymanowski, dat toen net negentien jaar oud was. Lutoslawski schreef in zijn beginjaren veel kinderliedjes en lichte muziek (onder een pseudoniem). In 1953 ontstonden Vier Kinderliedjes, die hij goed genoeg vond om een jaar later in een orkestraal jasje gestoken te worden. Waarom we op deze cd alleen het derde van de vier, het wiegeliedje Sleep, sleep te horen krijgen wordt niet uitgelegd. Gezien de totale speeltijd is dat nogal raadselachtig. Nog spijtiger is het dat de ontroerende Vijf liederen voor sopraan uit 1957, en een jaar later georkestreerd, hier ontbreken, maar dat kunnen we Chandos niet kwalijk nemen, daar was echt geen ruimte meer voor. Overigens is de plaatsing van dat ene kinderliedje tussen de grote mannencycli een misser. In de begeleidende tekst wordt de link gelegd tussen dit werkje en de Chantefleurs et Chantefables, en daar had het ook op de cd aan vooraf moeten gaan. Over naar de volwassen componist, beroemd en vereerd met opdrachten voor de grootste vocalisten van zijn tijd. Paroles tissées (1965) is opgedragen aan Peter Pears, Les Espaces du Sommeil (1975) werd geschreven voor Dietrich Fischer-Dieskau. Beide heren soleerden in de wereldpremière van het War Requiem van Benjamin Britten, de andere componist waarmee dirigent Edward Gardner veel affiniteit blijkt te hebben. Pears heeft zijn vertolking van de Paroles aan het vinyl toevertrouwd in een registratie voor Decca onder leiding van de componist, laatstelijk heruitgegeven in een ‘Tribute to Peter Pears’. Fischer-Dieskau maakte in 1986 een opname met de componist aan het hoofd van de Berliner Philharmoniker voor Philips. Indrukwekkend en helaas uit de catalogus verdwenen. De cyclus Chantefleurs et Chantefables (1990) is niet opgedragen aan een vocaliste, maar aan dirigent Paul Sacher, die maecenas werd dankzij een fortuinlijk huwelijk met een erfgename van asperine-gigant Bayer. In 1996 namen sopraan Dawn Upshaw en dirigent Esa-Pekka Salonen deze cyclus van negen liederen op met het Los Angeles Symphony Orchestra. De complexe wereld van de beide vorige cycli is hier vervangen door een idioom waarin de eenvoud van de vroege Lutoslawski terrein schijnt terug te willen winnen. We mogen aannemen dat Edward Gardner een beslissende stem heeft gehad in de keuze van zijn vocalisten. In het geval van de mannelijke solisten pakt dat prima uit. Tenor Toby Spence met Peter Pears vergelijken heeft weinig zin, de man had een uniek geluid, maar ook een vibrato waar niet iedereen blij mee was; Christopher Purves moet het opnemen tegen bovengenoemde registratie met Dietrich Fischer-Dieskau, en tegen John Shirley-Quirk die samen met Esa-Pekka Salonen in Los Angeles zorgde voor de plaatpremière. Purves levert een uitstekende prestatie, en beide alternatieven zijn tijdelijk niet leverbaar. Purves staat daardoor op winst. Lucy Crowe heeft het niet veel moeilijker. Haar prestaties dwingen respect af, ook in het licht van de concurrentie. In de beide vroege werken blijft het oor verlangen naar het geluid van Poolse zangeressen als Halina Lukomska en Stefania Woytowicz, maar die tijden zijn voorbij. In Chantefleurs et Chantefables ondervindt ze niet alleen competitie van Dawn Upshaw en Esa-Pekka Salonen op Sony, maar ook van de sopraan voor wie de componist deze cyclus ontwierp, Solveig Kringelborn op het label BIS. Lucy Crowe hoeft zich geen zorgen te maken. Edward Gardner bewees met zijn eerste Lutoslawski-registratie voor Chandos al dat hij een maximale controle over de partituur paart aan een zorgvuldig oor voor details. Desalniettemin wist zijn interpretatie van het Concert voor Orkest mij niet te overtuigen door een tempokeuze die sterk afwijkt van hetgeen Lutoslawski heeft voorgeschreven, en bovendien zelf heeft opgenomen. Natuurlijk is er na de dood van een componist ruimte voor nieuwe interpretaties, maar in dit geval ontstaan geen nieuwe inzichten. Afgezien van eerdergenoemde kanttekeningen verdient deze tweede uitgave niets dan lof. Ik ben benieuwd naar aflevering drie. index |