CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, januari 2010

 

 

Lalo: Vioolconcert in F, op. 20 – Fantaisie norvégienne (1878) – Symphonie espagnole op. 21.

Jean-Jacques Kantorow (viool), Granada City Orchestra o.l.v. Kees Bakels.

BIS-CD-1680 • 70' •

 

 

 


Het werk waarmee Edouard Lalo (1823 – 1892) als componist doorbrak was het Vioolconcert in F, geschreven voor vioolreus Pablo de Sarasate in 1874. De van jongsaf aan componerende Lalo was toen 51 jaar oud, dus het werd tijd. Aangespoord door dit succes schreef hij een jaar later een nieuw concert voor De Sarasate, dat hij een symfonie voor viool en orkest noemde, de Symphonie espagnole. Eeuwige roem was het onmiddellijke resultaat, vooral dank zij de inspanningen van Pablo de Sarasate, de Spaanse violist die zich op zeventienjarige leeftijd in Parijs vestigde, en er de rest van zijn leven bleef wonen. Deze cd is in zekere zin een hommage aan deze legendarische violist: alle werken zijn aan hem opgedragen.

Het succes van de Symphonie espagnole heeft geen enkel gevolg gehad voor de andere werken die Lalo schreef voor viool en orkest. De honderden malen dat het in de loop van zijn bestaan werd opgenomen steken schril af tegen het magere resultaat dat de rest van Lalo’s productie voor viool en orkest mocht boeken. In 1978 gaf het Amerikaanse budgetlabel Vox een doos met drie elpees uit onder de titel Works for Solo Instrument and Orchestra. Daarop speelde niemand minder dan Ruggiero Ricci behalve de hier opgenomen werken ook nog het Concerto Russe op. 29, de Romance-Serenade, het Fantaisie-Ballet - losjes gebaseerd op het ballet Nanouma - en ‘Guitare’, op. 28 voor viool en orkest. Samen met andere registraties voor VOX zijn ze verenigd in de verzamelbox ‘The Art of Ruggiero Ricci’ (Vox - CD5X3611). Sony Classical bracht in 2002 en 2003 twee cd’s uit met dit repertoire, gespeeld door Thomas Christian en het WDR Rundfunkorchester Köln onder Stefan Blunier (SMK 89942 en 93036).

Edouard Lalo streefde naar Germaanse degelijkheid in zijn werken, en in de sonatevorm van het eerste deel van de Symphonie espangole is hem dat gelukt, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, en het tweede van de drie hoofdthema’s is een onvervalste habanera. De overige vier delen van de Symphonie zijn folkloristisch getint. Het tweede deel is een segeduilla, en het derde een habanera. Overigens werd dat deel in de eerste kwart eeuw van zijn bestaan als regel wegelaten. Het vierde deel is een Mendelssohniaans Andante en halverwege de exuberante finale duikt een malaguena op. Hoewel de Symphonie espagnole het midden houdt tussen symfonie en soloconcert maakt het ontbreken van cadenzen de symfonische aspiraties van de componist volkomen duidelijk.

Het Vioolconcert in F, op. 20, is inhoudelijk vergelijkbaar met het concert van Mendelssohn of met het eerste van Bruch, maar zonder de memorabele momenten van die werken. De Fantaisie norvégienne is met dertien minuten te klein voor een vioolconcert en maakt ons deelgenoot van het feit dat er in Noorwegen kennelijk ook zigeuners wonen. Overigens schreef Lalo ook een Rapsodie norvégienne voor orkest, losjes gebaseerd op hetzelfde thematische materiaal.

Jean-Jacques Kantorow en Kees Bakels kennen elkaar al sinds de dagen dat ze samen verbonden waren aan het Nederlands Kamerorkest. Bakels als vaste dirigent, Kantorow als dirigerende concertmeester. Beiden hebben ze de afgelopen jaren meerdere cd’s gemaakt voor het label BIS. Bakels in zijn hoedanigheid als chef-dirigent van het Malaysian Philharmonic Orchestra, dat in 1996 onder zijn artistieke leiderschap werd opgericht. Met dat orkest maakte hij samen met cellist Torleif Thedéen de voorloper van deze cd, met daarop het Celloconcert, de Symfonie in g en delen uit het ballet Namouna. Het volgende deel met de rest van de werken voor viool en orkest zal in 2010 in Granada worden opgenomen.

Jean-Jacques Kantorow (1945) is geboren in Frankrijk, maar is van Russische afstamming. Hij heeft een glansrijke carrière als violist opgebouwd, en is daarnaast vanaf de jaren 1980 tevens actief ls dirigent. Zijn discografie omvat 150 titels. Hij bespeelt een Stradivarius uit 1699, de ‘ex leopold Auer’. Kantorow heeft een onberispelijke techniek en in zijn musiceren combineert hij het beste uit de Russische en de Franse school. Hij presenteert zich op deze cd met een geheel eigen en – het mag gezegd worden – unieke visie op deze werken, wat natuurlijk vooral opvalt in het paradepaard, de Symphonie Espagnole. Wie dit stuk wil horen met een kamerbrede toon, een diep in de snaren trekkende streek en portamenti à la zingareska komt hier niet aan zijn trekken. Kantorow is iemand die tot op de millimeter perfect spel aflevert, over geen enkel detail heenspeelt, maar desondanks de grote lijnen niet uit het oog verliest. Bij hem geen epaterende fortissimo’s maar ragfijne en adembenemende pianissimo’s. Het zangthema van het eerste deel is fluisterzacht en van een betoverende schoonheid.

Kees Bakels (1945) werkt al decennialang veel meer in het buitenland dan in Nederland. Net als zijn leraar, Kyrill Kondrashin, is hij een geboren orkestpedagoog die musici tot vertwijfeling kan brengen, maar het resultaat liegt er dan ook niet om. Het orkest van Granada is piepjong (1990) en stond de eerste veertien jaar van zijn bestaan onder leiding van Josep Pons, die er een uitstekend ensemble van maakte. Hij werd in 2004 opgevolgd door, jawel, Jean-Jacques Kantorow. Sinds 2008 zwaait Salvador Mas Conde er de scepter.

De samenwerking tussen Kantorow en Bakels is voorbeeldig; hier zijn twee muzikanten aan het werk die elkaar én de muziek volkomen begrijpen. De opname van BIS is warm maar uiterst doorzichtig, de balans is natuurgetrouw met de solist iets naar voren, en de toelichting is een plezier om te lezen.
Een aanrader.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links