CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, maart 2010

 

 

Kleven: Symfonisk Fantasi op. 15 – Skogens Sovn op. 9 – Lotusland op. 5 – Sinfonia Libera in due parte op. 16.

Stavanger Symphony Orchestra
o.l.v. Susanna Mälkki.

BIS-CD-1542 • 65' •

 

 

 


 
  Arvid Kleven (1899-1929)

De Noorse componist Arvid Kleven was maar een kort bestaan gegund, van 1899 tot 1929. Hij stierf enkele dagen voor zijn dertigste verjaardag. Hij heeft dus geen invloed op de muziek van zijn vaderland kunnen uitoefenen. Om een vergelijking te trekken: zijn oudere collega David Monrad Johansen, werd geboren in 1888 en overleed pas in 1974. Arvid Kleven werd geboren in Trondheim en toonde al jong grote muzikale vaardigheden. Hij studeerde in Kristiania (zoals Oslo toen nog heette) en in Parijs. Na zijn studie werd hij in 1918 fluitist in het orkest van de Noorse Opera, en een jaar later eerste fluitist in het pas opgerichte Oslo Philharmonisch Orkest. Hij vervulde die functie tot zijn overlijden.

Als componist deed Kleven voor het eerst van zich spreken met het orkestwerk Lotusland, zijn opus 5, dat hij componeerde in Parijs in de jaren 1921/2. Het is onmiskenbaar schatplichtig aan de vijfentwintig jaar eerder geschreven Prélude à l’après-midi d’un faune van Claude Debussy. De solistische passages voor fluit maken indruk, maar de overvloedige romantische sequensmatige passages voor groot orkest, hoe goed geïnstrumenteerd ook, getuigen van de onervarenheid van de componist.

Zijn volgende orkestwerk, Skogens Sovn, ofwel het Slapende Woud, laat een grote vooruitgang zien, hoewel het maar één jaar later ontstond. Het werk is gecomprimeerder, en heeft een logische onderlinge samenhang. Hier heeft Kleven duidelijk al zijn eigen impressionistische stem gevonden, maar die werd door zijn tijdgenoten niet verstaan. De pers was goeddeels vernietigend, en dat zou zo blijven.

De Simfonisk Fantasi uit 1926 zorgde voor het grootste schandaal in de annalen van het Oslose muziekleven in de jaren 1920. In dit werk keert Kleven de rug toe aan het impressionisme en wendt zich tot het expressionisme van Midden-Europa, meer in het bijzonder de vrije atonaliteit, of de verwijde tonaliteit, zoals die door Arnold Schönberg werd toegepast. Met name diens Sechs kleine Klavierstücke uit 1911 lijkt hij zorgvuldig te hebben bestudeerd. Het lag dan ook voor de hand dat Kleven voor zijn volgende studieverlof, in 1926/7, naar Berlijn vertrok om bij de meester zelf te gaan studeren. In Berlijn ontstond zijn laatste orkestwerk, de Sinfonia Libera in due parte op. 16. Het tweede van die ‘due parte’ was nog niet voltooid toen het eerste deel tot klinken kwam in april 1927, tijdens de Noorse Week van de Philharmonische Sociëteit te Oslo. Weer was de kritiek vernietigend, en van een tweede uitvoering is het in de twintigste eeuw nooit meer gekomen.

De Sinfonia Libera maakt op het eerste gehoor een wat warrige indruk, maar schijn bedriegt. Dit is in feite een traditioneel symfonisch openingsdeel in sonatevorm, met een inleiding van langzaam wringende akkoorden; na een generaalpauze striemt een verrassend majeurakkoord de oren in fortissimo, ogenblikkelijk gevolgd wordt door een ritmisch actief eerste thema, een weemoedig zangthema, een doorwerking en een reprise. In het coda komen de akkoorden uit de inleiding weer terug en het werk eindigt met de ritmische energie van het eerste thema. Het slotakkoord heeft een brutale toegevoegde sext. Opvallend is de motivische samenhang: het hele werk is gebaseerd op een drietal dalende kleine secundes.

Het is aan de onverbiddelijke ijver van één man te danken dat de Sinfonia Libera opnieuw tot klinken kan komen. Componist en fagottist Robert Ronnes heeft uit de orkestpartijen – die vol fouten zaten – een reconstructie gemaakt van de verloren gegane partituur. Naar eigen zeggen: als ik had geweten wat voor een enorme klus dat was, zou ik er nooit aan zijn begonnen. Ook andere partituren van Kleven zijn door Ronnes speelklaar gemaakt en gepubliceerd.

Hoewel deze uitgave verschijnt in 2010, zijn de opnames gemaakt in de zomer van 2005, toen de Finse dirigent Susanna Mälkki nog chef was van het orkest van Stavanger. Inmiddels is zij als chef-dirigent verbonden aan het Ensemble Intercontemporain. Zij is gepokt en gemazeld in het tot klinken brengen van onbekende partituren, en samen met ‘haar’ orkest levert ze hier een topprestatie. Deze soms onhandig geschreven werken krijgen werkelijk de toewijding en aandacht die ze optimaal tot klinken doet komen, mede door de uitstekende opnametechniek van de mannen van BIS.

Een prikkelende uitgave die een glimp laat zien van wat misschien wel de grootste Noorse componist van de twintigste eeuw had kunnen worden.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links