CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, mei 2012

 

 

Kaminski: ‘Werk’ voor strijkorkest
(orkestbewerking van het Strijkkwintet in fis door Reinhard Schwarz-Schilling)

Deutsche Kammerakademie Neuss o.l.v. Lavard Skou-Larsen

CPO 777 578-2 • 53' •

Opname: februari 2010, Robert-Schumann-Saal, Düsseldorf

www.heinrich-kaminski.de


"Es ist nicht Sache der Kunst, Gefühle auszudrücken. Musik ist da, um zu klingen und lebendig zu sein. Sie stellt nichts dar. Sie ist Leben an sich."

Het lijkt warempel wel of Igor Stravinsky aan het woord is, maar dit is toch echt een uitspraak van Heinrich Kaminski (1886-1946), de meest vergeten Duitse componist van het interbellum. Zijn tijdgenoten Alexander von Zemlinsky (1871-1942), Franz Schreker (1878-1934) en Walter Braunfels (1882-1954), hebben we in die volgorde na de intrede van de cd weer redelijk op ons trommelvlies gekregen. Maar de arme Heinrich is nog steeds in de grote na-oorlogse stilte verzwolgen.

Kaminski werd geboren als vijfde kind in een gezin waarvan de vader werkzaam was als pastor in de oud-katholieke kerk. Zijn muzikale opleiding kwam pas op gang toen een rijke dame uit Hamburg hem in staat stelde een opleiding te volgen aan het Stern-Conservatorium in Berlijn, aanvankelijk met piano als hoofdvak, later als compositieleerling bij Paul Juon. Het is trouwens opvallend dat Kaminski in zijn leven keer op keer om financiële steun moest zoeken. Die vond hij ook: de schilder Franz Marc was behulpzaam en diens weduwe nam het gezin Kaminski zelfs enige jaren op in haar huis. Later was er de legendarische filantroop Werner Reinhart in Winterthur – prachtig beschreven in de autobiografie van Ernst Krenek – die de componist in karige tijden bijstond.
Dat wil overigens helemaal niet zeggen dat Kaminski geen successen boekte als componist, maar een gezin met vijf kinderen kost nu eenmaal het nodige. Kaminski leefde aanvankelijk in München van het dirigeren van koren, en trok al snel de aandacht met een compositie voor koor a capella, Psalm 136 (1912). Nadat een ernstige ziekte hem vrijstelde van aangegane militaire verplichtingen, verhuisde hij in het oorlogsjaar 1914 naar Ried, een Beiers plaatsje in de buurt van het beroemde klooster Ottobeuren (waar het middeleeuwse handschrift van Carmina Burana bewaard wordt). Daar schreef hij zijn eerstvolgende succesvolle werken, Psalm 69, voor koor en orkest, en in München ten doop gehouden door niemand minder dan Bruno Walter. Direct daarop volgde het Strijkkwintet in fis, dat na zijn première in maart 1917 in de ‘Münchner Neuesten Nachrichten’ als ‘Offenbarung eines Genies’ gekwalificeerd werd.

Nadat hij in 1916 met een sopraan uit een van zijn koren was getrouwd, volgden de successen elkaar op, in het bijzonder met de ‘Dorische Musik’ voor orkest, het Concerto Grosso voor twee orkesten, het Magnificat, en het motet ‘Der Mensch’. Een benoeming tot professor aan de Preußischen Akademie der Künste in Berlijn kwam in 1930, en in hetzelfde jaar werd hij aangesteld als ‘Städtischen Musikdirektor’ in Bielefeld. Zijn kostje leek gekocht. Maar niet voor lang. Ondanks het feit dat Wilhelm Furtwängler, de machtigste dirigent van zijn tijd in het Duitse taalgebied, de werken van Kaminski propageerde, was het in het rampjaar 1933 gedaan met de posities van Kaminski. De laatste fase van zijn leven is in het persoonlijke vlak een droevige aaneenschakeling van ziekte, omzwervingen, en persoonlijk verlies. Een dochter stierf na een blindedarmoperatie, een zoon keerde niet meer terug van zijn diensttijd op een onderzeeër. Kaminski componeerde tegen de verdrukking in, en stopte al zijn energie in een opera waarin hij zijn filosofie over een betere wereld wilde uitdrukken: ‘Das Spiel vom König Aphelius’. Een maand na de voltooing van dit opus overleeed hij, 59 jaar oud. Het was 1946.

Het is 2012 en we zijn bijna zeventig jaar verder. Bijna iedere noot van Zemlinsky en Schreker is aan de vergetelheid ontrukt, en zelfs het Te Deum van Walter Braunfels haalde onlangs het podium van het Amsterdamse Concertgebouw. Kaminski heeft een ‘Heinrich Kaminski Gesellschaft’, een website, en....... drie en een halve cd’s in de wereldwijde platenwinkel. Een met orgelwerken, een tweede met koorwerken, en een halve met zijn ‘Musik für Violoncello und Klavier’. Het label CPO voegt daar nu een nieuwe uitgave aan toe, met de wonderlijke titel ‘Werk’ für Streichorchester. Dat ‘Werk’ is het Strijkkwintet uit 1917, een stuk dat in alle opzichten uit zijn voegen barst, en dat door Emil Hertzka, de pientere baas van uitgeverij Universal Edition, werd beschouwd als een ideaal vehikel voor uitbreiding naar een bezetting voor strijkorkest. Kaminski zelf had daar geen zin in, maar gaf zijn leerling Reinhard Schwarz-Schilling opdracht om de partituur om te schrijven. Van het resultaat mogen we hier kennis nemen.

Het is natuurlijk wonderlijk dat we een bewerking van een compositie voorgeschoteld krijgen zonder het origineel te kennen. Je vraagt je af of een registratie van het origineel niet goedkoper was geweest. Maar we kunnen het gelukkig ook omkeren: wie weet komt een avontuurlijk gezind strijkkwartet op het idee om te investeren in de extra speler. We kunnen beter kijken naar wat we wel hebben. Dat is een stuk muziek van ruim vijftig minuten lengte in vier delen. De inspiratie stamt onmiskenbaar af van de late strijkkwartetten van Ludwig van Beethoven. Maffe gestiek, megalomane architectuur, onvoorspelbare logistiek, geniale invallen, het is er allemaal. En het is ook nog eens goed te volgen. Maar je moet er wel voor – willen – gaan zitten.

In de concertzaal heeft zo’n stuk eerlijk gezegd geen schijn van kans. De dag dat Amsterdam Sinfonietta het ‘Werk’ van Heinrich Kaminski op het programma zet zal nooit het ochtendgloren zien. Het risico van lege zalen laat dat simpelweg niet toe. Dus mogen we blij zijn met deze registratie, warts and all, zoals de Britten zeggen. We kennen het probleem van de strijkwartetten van Ludwig van Beethoven. Om die met een strijkorkest over het voetlicht te brengen moet je van zeer goede huize komen. Leonard Bernstein gaf al eens zo’n staaltje ten beste met de Wiener Philharmomiker, en Amsterdan Sinfonietta kan er ook wat van, maar dat zijn eerder uitzonderingen dan regel. Niettemin, de Kammerakademie Neuss hoeft zich onder zijn nieuwe chef Lavard Skou-Larsen nergens voor te schamen. Dit is een uitgave die door zijn bijzondere repertoirekeuze boven elke kritiek verheven is.

Blijft de vraag wat de nieuwsgierig gemaakte muziekliefhebber nu aan moet met Heinrich Kaminski, bij ontstentenis van zijn destijds bekendste werken – ik zou die ‘Dorische Musik’ graag eens willen horen. Het antwoord is gelukkig simpel. Het label Oehms bracht in 2006 een cd uit met ‘Das geistliche a capella Werk’ van Kaminski (OC 608). Daarop is het gelijk raak met Psalm 130, een prachtige zetting waarvan je je afvraagt hoe die niet al lang door tientallen koren is opgepikt. Misschien kan Peter Dijkstra – hij werkt tenslotte in Beieren – daar eens iets aan doen. Maar daar stopt het niet. Ook het motet ‘Der Mensch’ en de onvoltooide Missa Deutsch – een schrijnend, en helaas onvoltooid, protest tegen de machtsovername van de bruinhemden – weten de gevoelige snaar te raken waarop de tijdloze troost tot klinken komt – dwars tegen de verdrukking in. Eenmaal bekoord door de geestelijke werken zult u ongetwijfeld zwichten voor die wonderlijke partituur waarin de geest van Kaminski zich simpelweg uitdrukt in dat ene woord: ‘Werk’.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links