CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, mei 2013

 

Janácek: Sinfonietta – The Fiddler’s Child – The Ballad of Blanik – Taras Bulba

Prague Radio Symphony Orchestra o.l.v. Tomás Netopil

Supraphon SU 4131 • 69' •

Opname: juni & september 2012, Rudolfinum, Praag

 

Leos Janácek is een unieke verschijning in het twintigste-eeuwse muzikale landschap. Geboren in 1854 in een dorpje in Moravië heeft hij zo’n beetje tot zijn zestigste moeten sappelen. Hij bestierde zijn eigen muziekschool in Brno, componeerde met matig succes, en bestudeerde de volksmuziek en alles wat daarmee samenhing, inclusief de klank van de spreektaal. In Scheveningen noteerde hij de kreten waarmee de visboer zijn haring aanprees. Zijn eigen geluid vond hij pas in de opera Jenufa, en toen die eindelijk de operahuizen van Wenen en Berlijn bereikte, was hij de zestig flink voorbij. In de laatste acht jaar van zijn bestaan verbaasde hij de muziekwereld met maar liefst vijf nieuwe opera’s en twee geniale orkestwerken – om maar te zwijgen van de beide strijkkwartetten.
Deze geweldige creatieve eruptie werd veroorzaakt doordat Janacek koortsachtig verliefd werd op Kamila Stösslova, een dertig jaar jongere gehuwde vrouw met kinderen. Kamila zette haar huiselijke geluk niet op het spel, maar stond wel toe dat Janácek een briefwisseling met haar onderhield. Deze liefde op afstand heeft de oude meester in een creatieve roes gebracht die zijn gelijke niet kent. Het symfonische resultaat vinden we op deze cd: het symfonische gedicht Taras Bulba uit 1918, en de Sinfonietta uit 1926 – het laatste grote orkestwerk van de componist. Daarnaast twee kortere symfonische gedichten die onze podia nauwelijks halen, de ‘Ballade van Blanik’ en ‘Het kind van de Vedelaar’.

Ze worden gedirigeerd door een opvallende nieuwkomer, Tomás Netopil, in Nederland zeer positief opgemerkt in de bak van De Nederlandse Opera, waar hij twee maanden geleden het Residentie Orkest leidde in uitvoeringen van Prokofjevs ‘Liefde voor de drie sinaasappelen’. Netopil is een snelle stijger die de ronde maakt bij alle vooraanstaande orkesten. Hier dirigeert hij het ‘andere’ Tsjechische orkest – naast de fameuze Philharmonie – het Radio Symfonie Orkest van Praag. De opname is tot stand gekomen in samenwerking met de publieke omroep. Wat in de eerste plaats opvalt is het generieke geluid van het orkest. Waren enkele decennia geleden de Tsjechische orkesten onmiddellijk herkenbaar aan hun typische eigen geluid, voornamelijk bepaald door de houtblazers, vandaag is er nauwelijks nog iets Tsjechisch aan de klank van dit orkest (en aan die van de Tsjechische Philharmonie).

De koppeling Taras Bulba met de Sinfonietta is een beproefde, en de ‘klankgeschiedenis’ van de Tsjechische Philharmonie is mooi te volgen door middel van de opnamen die drie reuzen ons hebben nagelaten: Vaclav Talich, Karel Ancerl en Vaclav Neumann. Op de jongste, die van Neumann uit 1983 ruiken de houtblazers nog naar het bos. Zonder dat ik Jiri Belohlavek oneerbiedig wil overslaan geeft Netopil hier een puik visitekaartje af als de ‘kroonprins’ onder de Tsjechische maestri – zo werd hij genoemd in de Nederlandse pers. Vergelijking leert dat zijn tempi niet sneller zijn dan die van zijn voorgangers, maar dat de drang die hij hij in zijn musiceren legt de oren doet spitsen. Wat ook meehelpt is – in de Sinfonietta – de nadrukkelijke aanwezigheid van een soort Tsjechische Politiekapel, voor het extra kopergeweld. De beide onbekendere stukken profiteren van de moderne opname en de heldere aanpak – alsof er een laag vernis is verwijderd en de oorspronkelijke kleuren als nieuw blinken. De opname is in het Rudolfinum gerealiseerd, en in Taras Bulba klinkt het prachtige orgel van die zaal wel erg op afstand, maar wellicht is dat een bewuste keuze?

Een mooie kennismaking met Tomás Netopil en een welkome toevoeging van de ‘Ballade van Blanik’ en ‘Het kind van de vedelaar’ aan ons muzikale bewustzijn.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links