CD-recensie
© Siebe Riedstra, maart 2014
|
Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788) viert zijn driehonderdste verjaardag in stijl. Onlangs besprak ik hier de CPE-Edition van het label Brilliant op maar liefst dertig cd's. Alle genres waarin Emanuel uitblonk komen daar aan de orde, met één uitzondering: dat van de Passiemuziek. Ter introductie wil ik u graag deelgenoot maken met een citaat uit een boekje dat ik onlangs antiquarisch aanschafte: De Zonen van Bach, geschreven door Professor Eduard Reeser, en uitgegeven in de Symphonia Reeks (1941).
Wat wil het geval? In 1768 volgde Emanuel zijn peetvader Telemann op als muziekdirecteur van de stad Hamburg. Dat betekende niet alleen een geweldige materiële promotie, de verplichtingen logen er ook niet om. Een van zijn taken was om elk jaar een passiemuziek te leveren, die in diverse Hamburgse kerken uitgevoerd moest worden. Emanuel was plichtsgetrouw, en voldeed aan die opdracht, jaar in jaar uit, eenentwintig jaar lang. In de bespreking van de CPE-Edition merkte ik op:
Na lezing van de toelichting bij de onderhavige cd weet ik beter. Emanuel leverde inderdaad jaar op jaar een passiemuziek, maar hij schreef ze niet zelf. Hij pikte ze. Uit de enorme hoeveelheid passiemuzieken die toen in omloop waren maakte hij een welgekozen selectie. Uiteraard paste hij de bezetting en de lengte van het werk aan - de Hamburgse Passiemuzieken maakten onderdeel uit van de eredienst en mochten dus niet veel langer dan een uur duren. In de - uitstekende - toelichting maakt Johan Eeckeloo zich nogal druk over Emanuels vrijpostige omgang met andermans noten. Hij zette er in de gedrukte versie gewoon zijn eigen naam boven. Eerlijk gezegd snap ik dat wel: de vroede vaderen verwachtten dat van hem, maar noten lezen konden ze niet en van auteursrechten had men nog geen idee. Zo kon het gebeuren dat Emanuel een Lukas Passie van Gottfried August Homilius (1714-1785) leende en onder zijn eigen naam publceerde voor Hamburgs gebruik. De anonieme partituur werd ontdekt in de bibliotheek van de Singakademie te Berlijn, en onderzoek wees uit dat het hier gaat om een Passiemuziek van Homilius, die door Emanuel geschikt werd gemaakt voor uitvoering in de stille week van 1775. Het teruggevonden libretto vermeldt alleen de naam Carl Philipp Emanuel Bach. Homilius werd niet alleen in hetzelfde jaar geboren als Emanuel, hij was ook een leerling van Johann Sebastian. Net als een andere leerling, Ludwig Krebs, berustte zijn faam eeuwenlang op een handvol orgelwerken. Dank zij het Duitse label Carus is een groot deel van zijn vocale muziek inmiddels ontsloten, waaronder een Markus en een Johannes-Passion. Daaraan voegt Paul Dombrecht met zijn ensemble Il Fondamento nu een Lukas-Passion toe. Dombrecht is van huis uit hoboïst en al decennialang actief met zijn ensemble, waarbij hij zich onderscheidt door zijn speurtocht naar vergeten repertoire. Op deze schijf maken we dat opnieuw mee, en het resultaat is zonder meer de moeite waard. In de allereerste plaats door de situering van de Passiemuziek in de Lutherse traditie, die we hier alleen kennen door Johann Sebastian, maar die dus veel geschakeerder is. De uitvoering van het instrumentale gedeelte van deze uitgave is een genot om naar te luisteren (maar dat zijn we van dit gezelschap gewend). Zoals te verwachten wisselt het vocale aandeel van kwaliteit - ervaren zangers delen het podium met soms veelbelovende nieuwkomers. Namen noemen heeft in dit verband weinig zin. Deze uitgave is veel meer dan de som van haar onderdelen. Ze toont aan dat de Passietraditie na Bachs meesterwerk nog lang niet uitgewoed was, maar dat Johann Sebastian er geen deel meer van uitmaakte. Belangrijker nog, dat de zoon de inspanningen van de vader alleen nog mondjesmaat bruikbaar achtte. Paul Dombrecht kan trots zijn op deze pioniersarbeid, en mag zich verheugen in een mogelijk vervolg. Want wie zou die "geplunderde" Matthäus-Passion uit 1769 waar Professor Reeser het over heeft niet willen horen? index |
|