CD-recensie
© Siebe Riedstra, juli 2012
|
Gouvy: Symfonie nr. 1 in Es, op. 9 – Deutsche Radio Philharmonie o.l.v. Jacques Mercier CPO 777 381 • 63' • Opname: oktober 2008, Studio I, Funkhaus Halberg, Saarbrücken
De muziek van Théodore Gouvy kwam krap een eeuw na de dood van haar schepper opnieuw tot leven dankzij de financiële ondersteuning van de stichting ‘Mémoire musicale de Lorraine’. Zo verschenen er in de jaren 1994 en 1996 opnames van zijn grote vocale werken, eerst het Requiem en de Cantate le Printemps, vervolgens het Stabat Mater en de Cantate Egill. Ze werden ter gelegenheid van de honderdste sterfdag van de componist in 1998 uitgebracht in een box, aangevuld met kamermuziek, opgenomen in 1995. Het label K617 was verantwoordelijk voor de uitgave (K617085), die zoals te verwachten geruisloos uit de catalogus verdween. Dat is jammer, want op grond van Gouvy’s capaciteiten als symfonicus hoeven we geen spectaculaire herontdekkingen te verwachten. Het tegendeel is echter het geval met zijn vocale muziek, die weliswaar geen nieuwe deuren opent, maar tussen eens gekoesterde werken als de ‘Messe de Sainte Cécile’ van Charles Gounod en ‘Les Sept Paroles du Christ’ van Théodore Dubois helemaal geen slecht figuur slaat. Voor een integrale opname van het symfonische oeuvre van Gouvy stelde het label CPO zich beschikbaar. Dit is de derde aflevering; de vorige twee werden hier door collega Kees de Leeuw besproken (klik hier en hier). Gouvy werd in Lorraine (Lotharingen, net onder Luxemburg) geboren in 1819 in de buurt van Saarbrücken. Hij overleed bijna tachtig jaar later in Leipzig, in 1898. Ter vergelijking: Anton Bruckner leefde van 1824 tot 1896. Maar waar de symfonische reuzen van Bruckner in de symfonische wereld een enorme schop uitdeelden, bracht Gouvy symfonieën voort die nauwelijks een rimpeltje veroorzaakten in de vertrouwde vijver van Felix Mendelssohn. Gouvy was de zoon van een rijke staalfabrikant, en hoefde dus niet te sappelen voor zijn bestaan: de uitvoeringen van zijn werken bekostigde hij vaak zelf. In het operagekke Frankrijk van die dagen hoefde je met een symfonie niet aan te komen en dus verkaste Gouvy naar Leipzig, waar hij de laatste drie decennia van zijn leven succesvol doorbracht. Maar ook in Duitsland was de muziek van Gouvy na zijn dood snel vergeten. In Lotharingen wordt zijn naam in leven gehouden in de Villa Gouvy, waar zich het Institut Théodore Gouvy bevindt, dat de werken van de meester propageert en vanzelfsprekend deze serie mede bekostigt. Het label CPO zorgt in samenwerking met de Duitse publieke omroep voor de opnamen. Gouvy’s geboortestreek wisselde nogal eens van nationaliteit, met als gevolg dat Gouvy zijn leven lang een Fransman in Duitsland en een Duitser in Frankrijk was. Dat het Duitse orkest van Radio Saarbrücken geleid wordt door een Franse dirigent is dus alleen maar passend. Voor liefhebbers van pretentieloze romantische orkestmuziek maken ze er een feestje van. De uitvoeringen van Requiem en Stabat Mater, zoals uitgebracht door K617 dragen het stempel van een locale aangelegenheid, gemaakt in Lotharingen, door plaatselijke koren. Dat levert beperkingen op, maar voegt ook iets toe: er wordt met volledige overgave gezongen en met liefde gemusiceerd - men is hoorbaar trots op de nationale muzikale held. Misschien een aardig idee voor CPO om het complete symfonische oeuvre van Théodore alsnog aan te vullen met volwassen registraties van het Requiem en het Stabat Mater? Als daar geen fondsen voor zijn mogen ze wat mij betreft die sympathieke opnamen van K617 best opnieuw uitbrengen. Op youtube kunt u zelf vaststellen of ik gelijk heb. index |