CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, maart 2009

 

 

Giannini: Pianoconcert - Symfonie nr. 4.

Gabriela Imreh (piano), Bournemouth Symphony Orchestra o.l.v. Daniel Spalding

Naxos 8.559352 • 65' •

 

 

 


Bij het horen van de naam Giannini zijn er wellicht in Nederland nog een handvol operaliefhebbers die denken aan Dusolina Giannini, de dramatische sopraan die in 1928 wereldvermaard werd door haar vertolking van Aida in een legendarisch geworden opname onder Carlo Sabajno. Maar van haar broer, de componist Vittorio Giannini, zullen maar weinigen het bestaan kennen. Vittorio werd geboren in 1903 te Philadelphia, uit Italiaanse ouders die heu geluk in de nieuwe wereld wilden beproeven. Zijn vader Ferruccio was een professionele tenor die ook zijn eigen operagezelschap bestierde en zijn moeder was violiste van beroep. De jonge Vittorio werd op zijn negende door mama meegenomen naar Milaan, om daar viool te studeren dankzij een beurs. Na zijn terugkeer naar de Verenigde Staten studeerde hij verder in New York, aan de fameuze Juilliard School of Music. Giannini opteerde voor een carrière als operacomponist, en in de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw verwierf hij internationale bekendheid. Voor een deel dank zij zijn zuster, want zij was het die de Hamburgse Staatsopera zover kreeg dat Giannini's opera Lucedia op het speelplan werd genomen, uiteraard met Dusolina in de hoofdrol. Giannini was er in die periode niet op uit om als componist baanbrekend en vernieuwend te zijn.

Zijn muzikale idioom was verankerd in de negentiende eeuw, en borduurde voort op Verdi en Puccini. Hij schreef ook instrumentale werken waaronder een pianokwintet en het pianoconcert van deze opname. Het concert werd in 1937 in New York ten doop gehouden door niemand minder dan Rosalyn Tureck. Het is een volbloed romantisch concert in de traditie van Brahms, Tsjaikowsky en Rachmaninov. Het eerste deel is met eenentwintig minuten een lange zit, maar het schitterende Adagio is de moeite meer dan waard en met negen minuten geen seconde te lang. Pianiste Gabriela Imreh verdient een groot compliment voor het vlekkeloos en geïnspireerd uitvoeren van deze mammoetklus.

Giannini schreef zeven symfonieën, waarvan hij alleen de laatste vijf van een nummer voorzag. Tamelijk laat in zijn carrière, te beginnen in 1958, ontving hij opdrachten tot het schrijven van werken voor blaasorkest. Eén van de resultaten was de derde symfonie, een werk dat tot het vaste repertoire van alle Amerikaanse 'wind bands' is blijven behoren. Van de complete werken voor blaasorkest van Giannini is overigens een zeer verdienstelijke opname verschenen, eveneens voor Naxos, door het University of Houston Wind Ensemble onder Tom Bennett (Naxos 8.570130).

Tot zover lijkt er weinig reden om speciale aandacht te vragen voor deze conservatieve toondichter, die in 1966 overleed en eigenlijk alleen met voornoemde symfonie en het lied Tell Me, Oh Blue, Blue Sky, geschreven in 1927, nog net repertoire gehouden heeft. Echter, deze uitgave bevat een complete verrassing in de vorm van de vierde symfonie uit 1960. Dat we daar nu pas achter kunnen komen hoeft niemand te verbazen. In 1960 was het 'not done' om traditioneel te componeren. Het was één en al serialisme wat de klok sloeg. Boulez had het luid en duidelijk laten weten: 'een componist die zich niet bedient van de twaalftoonsmethode is nutteloos, irrelevant voor de behoefte van deze tijd.'

In het Amerika van de jaren twintig en dertig waren er nog genoeg componisten die de romantische traditie op hun eigen manier voortzetten en zich weinig gelegen lieten liggen aan de doctrines van Arnold Schoenberg en zijn school. De meest bekende is Samuel Barber, zeven jaar jonger dan Giannini, die in 1938 de wereld aan zijn voeten kreeg met zijn 'Adagio for Strings', het stuk dat hem het etiket 'Neo-Romantic Composer' bezorgde. Ook Giannini behoort onder die noemer, net als zijn tijdgenoten Howard Hanson, Paul Creston, David Diamond, Walter Piston (de zoon van Antonio Pistone) en vele anderen.

Een heel leven van noeste vlijt en een hartsochtelijke zoektocht naar inspiratie vindt zijn weerslag in deze vierde symfonie. Verdwenen is het pathos en het sentiment van de jonge jaren, het overtollige vet is weggesneden. Wat overblijft is een werk dat gebasserd is op één enkele (u raadt het al) twaalftoonsreeks, maar dat in zijn verdere uitwerking volkomen 'te volgen' blijft en een enorm spannend discours weet op te bouwen in de traditionele opzet openingsdeel, adagio, scherzo en finale, waarin de belangrijke momenten van het werk nog eens de revue passeren.

Wat dit werk onweerstaanbaar maakt is de volstrekt eerlijke inspiratie, die een klein aantal opmerkelijk mooie harmonisch en melodisch markante motieven in een steeds weer nieuwe gedaante presenteert binnen een buitengewoon hechte constructie: alleen zo kan het en niet anders.

Het orkest van Bournemouth, het werkpaard onder de Britse orkesten, levert een overtuigende proeve van bekwaamheid, gestuurd door Daniel Spalding, die overduidelijk laat horen dat deze muziek het dubbel en dwars verdient om vijftig jaar na haar eerste uitvoering door een internationaal publiek te worden genoten.  


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links