CD-recensie
© Siebe Riedstra, mei 2019
|
Muziekliefhebbers van vandaag kennen de dirigent Christoph von Dohnányi als de kleinzoon van een componist waar ze wellicht geen weet van hebben: Ernst von Dohnányi. De verbindende schakel tussen grootvader en kleinzoon is Hans von Dohnányi, in april 1945 in opdracht van Adolf Hitler ter dood gebracht door opgehanging - aan een pianosnaar. Zijn straf voor een samenzwering tegen Adolf Hitler. De rechters die hem veroordeelden zijn nooit ter verantwoording geroepen. Maar toen vader Ernst het in 1944 niet meer uithield in Boedapest en uitweek naar Wenen werd dat uitgelegd als een uiting van sympathie met het fascistische bewind van Hitler. Ernst von Dohnányi vond in 1949 een nieuw onderkomen in de Verenigde Staten, maar het kostte hem jaren om de beschuldigingen achter zich te laten. Fake news is niet van vandaag of gisteren. Hij overleed in 1960, tijdens plaatopnamen die een terugkeer als pianolegende moesten markeren. Tot op de dag van vandaag wordt zijn betekenis als componist overschaduwd door troebele berichtgeving. Ernst von (geboren als Ernö) Dohnányi was de wettelijke Hongaarse troonopvolger van Franz Liszt: pianovirtuoos, componist, organisator, bestuurder en dirigent. Liszt zocht naar nieuwe wegen die leiden naar de twintigste eeuw; Dohnányi kon als componist geen afscheid nemen van de negentiende eeuw, maar stimuleerde jongere collega's als Bartók en Kodaly van harte. De pianovirtuoos Dohnányi heeft voor zijn instrument een rijk oeuvre nagelaten, waarvan een handvol titels een tijdlang in de handen van grote virtuozen overleefden. Zo speelde Sergej Rachmaninov regelmatig de Zesde Etude uit opus 28, op deze cd vertegenwoordigd. Voor een compleet inzicht hebben we lang moeten wachten, en pogingen daartoe kwamen en gingen: Annette Servadei op het label Continuum en Jenö Jandó op Koch brachten het beide niet verder dan twee afleveringen. In 2011 begon Martin Roscoe aan de registratie van de complete pianowerken voor het label Hyperion. Met de verschijning van deel vier is de klus na acht jaar geklaard. Roscoe (1952) voltooid daarmee een levenswerk dat ook nog een opname van de beide pianoconcerten omvat, in de serie The Romantic Piano Concerto, deel 6, uitgebracht in 1993, eveneens op het label Hyperion. Deze cd schildert een chronologisch portret van de componerende pianovirtuoos, van de monumentale Passacaglia opus 6 uit 1899 tot de Six Pieces opus 41 uit 1945. Na 1945 schreef Dohnányi geen werken meer voor piano solo; de Twaalf Etudes uit 1950 zijn didactische werken die niet door Roscoe zijn opgenomen, maar waarvan wel een opname bestaat door Ilona Prunyi op het label Hungaroton, te vinden op youtube. Op die cd vinden we ook Hedwigiana, een jeugdwerk zonder opusnummer, dat eveneens niet door Roscoe werd opgenomen. Zoals hierboven opgemerkt kon Dohnányi geen afscheid nemen van de negentiende eeuw, en dat heeft in ieder geval één magistraal werk opgeleverd: de Passacaglia in es-klein, een compositie die via Brahms terugluistert naar Sebastian Bach. Het is onbegrijpelijk dat zoveel pianisten zich uitsloven op Bach-transcripties terwijl dit originele meesterstuk ligt te verstoffen (al zijn er wel enkele opnamen voorhanden). Daarbij vergeleken zijn de Six Pieces uit 1945 een wel erg verdunde reminiscentie aan vervlogen tijden, met één kapitale uitzondering: het laatste deel, dat de componist de titel Cloches (klokken) meegaf. In november 1945 werd hij geconfronteerd met de dood van zijn zoon Matthew, die stierf in een Russisch krijgsgevangenenkamp. Hoe iemand die in een jaar tijd twee kinderen verliest aan de nazistische terreur kan worden beschuldigd van fascistische sympathieën blijft een groot raadsel. Hoe moeilijk het is om Dohnányi een volwassen plaats te gunnen in de cd-catalogus blijkt zonneklaar uit het aantal onvoltooide integrales. Het wemelt op youtube en elders van de Volume 1 en misschien 2, maar daarna valt het stil. Aan Martin Roscoe de eer om de klus te hebben geklaard op een manier die recht doet aan dit boeiende oeuvre. Ieder deel van deze integrale sloot hij af met een bewerking, waarin Dohnányi als pianovirtuoos een meester was. Hier klinkt het zigeunerrondo uit het Pianokwartet opus 25 van Brahms, een Hongaarse hommage aan zijn Duitse idool. Zoals altijd bij Hyperion laat de opname niets te wensen over, en de toelichting had niet beter gekund. Ze werd geschreven door James Grymes, schrijver van een gezaghebbende biografie over Dohnányi, die schandelijk genoeg niet meer verkrijgbaar is. Het slotapplaus gaat naar Martin Roscoe, die bij dezen is opgenomen in het pantheon der grote pianisten. index |
|