CD-recensie
© Siebe Riedstra, november 2018
|
Op de voorkant van deze cd staat Orchestral Works Vol. 4, wie hem in de kast zet leest op de rug Symphonies, Vol. 3. Nieuwsgierig geworden heb ik het even nagekeken, en inderdaad Orchestral Works Vol. 2 heet op de rug Symphonies Vol. 1. Consistent maar een tikje verwarrend. Orchestral Works Vol. 1 heette overigens Ballet Music en is hier door mij besproken, Aart van der Wal besprak Vol. 1 & 2 van de Symphonies. Geen van beide waren we te spreken over de verrichtingen van de Britse dirigent John Wilson. Wilson (1972) begon in 1994 zijn eigen John Wilson Orchestra, een orkest waarmee hij zich vooral richt op de uitvoering van muziek voor film en musical. Het orkest treedt in de zomer met uitgelezen vocalisten op in de BBC Proms en gaat vervolgens in de herfst op toernee, en is ook regelmatig te zien op BBC Televisie in concerten met repertoire uit musicals. Dat Chandos juist Wilson koos voor een splinternieuw overzicht van de orkestwerken van Aaron Copland is oppervlakkig gezien misschien logisch - Aaron Copland schreef tenslotte voor The Common Man - maar wie even doordenkt ziet beren op de weg. In de allereerste plaats omdat Aaron Copland uitblinkt in abstracte instrumentale werken, en veel minder affiniteit ten toon spreidde voor vocale muziek, in tegenstelling tot zijn collega Samuel Barber. Formeel schreef Aaron Copland (1900-1990) drie symfonieën (in verschillende versies) plus een Organ Symphony, een Short Symphony en een Dance Symphony. De Eerste symfonie is een versie voor orkest van de Organ Symphony, de Short Symphony werd de Tweede. Daarnaast zijn er partituren als Connotations (1962) die symfonische allure vertonen. De cd opent met dit werk, waarvan bitter weinig opnamen bestaan. Copland schreef het in opdracht van Leonard Bernstein ter gelegenheid van de opening van de New Yorkse Philharmonic Hall (later Avery Fisher Hall en nu David Geffen Hall genoemd). Het was het eerste grote orkestwerk sinds zijn Derde Symfonie uit 1947, en het is geschreven in de twaalftoonstechniek. Het concert werd op de televisie uitgezonden door CBS en zowel orkest als netwerk werden overstelpt met brieven die schande spraken van deze kakafonie. Ook door critici werd het met gemengde gevoelens ontvangen - men beschuldigde Copland van een krampachtige poging om aan te tonen dat hij met zijn tijd meeging. Een lummelige beschuldiging aan het adres van een groot componist die net de zestig is gepasseerd. Het knappe van het werk is nu juist dat het onmiskenbaar van Copland is, al doet het voor de verandering geen concessies aan de luisteraar (en aan het conservatieve New Yorkse publiek). Bernstein nam het twee keer op met zijn New York Phil, eerst voor CBS, een tweede keer voor DG. De CBS opname was in zijn tijd een voorbeeld van helderheid, nu hebben we aan zulk gemanipuleerd micromanagement geen boodschap meer. DG presenteert een veel beter opgenomen versie in The Complete Recordings, maar in geen van beide weet Bernstein ons ervan te overtuigen dat hij in het stuk gelooft. Ze zijn allebei te beluisteren op youtube. Connotations is het eerste werk op deze cd, en de uitvoering maakt bepaald geen slechte indruk. Zeker niet wanneer men zich na beluistering afvraagt waarom dit werk binnen het oeuvre van Copland geen enkele status heeft verworven - toch een compliment aan Wilson. De Derde symfonie die erop volgt wordt uitgevoerd in de Original Version, hoewel de toelichting niet ingaat op de verschillen tussen de versies. Ze zijn minimaal: in 1947 maakte Leonard Bernstein een coupure van twaalf maten in de finale, zonder toestemming van de componist. Copland ging ermee akkoord, en zo werd de symfonie in 1966 gepubliceerd door Boosey & Hawkes. In 2015 presenteerde Boosey een nieuwe editie die de coupure herstelde. Much to do about nothing? Hier moet Wilson uiteraard in Bernstein (die het werk enige keren opnam) zijn meerdere erkennen. De beide aanvullende werken hebben geen symfonische aspiraties, maar zorgden wel voor een welkom aanvullend inkomen: filmmuziek voor 'Down a country lane' en 'Letter from home'. Hier voelt Wilson zich als een vis in het water. Deze vierde aflevering van de Orchestral Works roept de nodige vragen op. De belangrijkste is hoe we de adembenemende opnamekwaliteit moeten afwegen tegen het niveau van de uitvoering, en minstens even belangrijk, de kwaliteit van het orkestspel. Hoe vreemd of het mag klinken, het orkestspel onder Wilson is vaak superieur aan de prestaties van Bernsteins musici. We hebben het dan over de Derde symfonie, die min of meer het eigendom is geworden van Lenny. Wilsons d eel vier is hoe dan ook een aflevering geworden die de aandacht verdient, al was het alleen maar om die wonderlijke Connotations uit 1962, waarmee Copland aantoonde dat hij geen 'old fuddy-duddy' was. En om de fenomenale opnamekwaliteit. index |
|