CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, november 2011

 

 

Bruckner: Symfonie nr. 4 in Es (Romantische) – nr. 7 in E

Sinfonieorchester Basel o.l.v. Mario Venzago

CPO 777 615 • 61' + 64' • (2 cd’s)

 

 

 


De Zwitserse dirigent Mario Venzago presenteert op het label CPO de eerste aflevering van een Bruckner-integrale onder de noemer ‘Der andere Bruckner’. In de begeleidende tekst legt de maestro uit dat Bruckner beslist niet negen keer dezelfde symfonie heeft gecomponeerd. Daarmee trapt hij een open deur in. Hij belooft het allemaal anders te gaan organiseren door voor iedere symfonie een ander orkest te kiezen, elk met zijn eigen karakteristieke klank. De Vierde en de Zevende zijn de twee meestgespeelde partituren van de meester en dus zou je verwachten dat die belofte per direct wordt ingelost. Niet voor niets schrijft Bruckner in zijn Zevende voor het eerst partijen voor de Wagner-tuba’s van zijn Bayreuther idool. Beide werken worden echter gespeeld door het Sinfonieorchester Basel, waar Venzago ooit chef was. Die open deur kan dus weer dicht. Inmiddels is de tweede aflevering in deze serie verschenen, met de Symfonieën 0 en 1, weer door een en hetzelfde orkest, het Finse Tapiola Sinfonietta.

Venzago wordt in beide gevallen in de internationale muziekpers geprezen om zijn vernieuwende inzichten. De Duitse pers heeft het daarbij vooral over ‘entschlackung’, het verlies van overtollig vet. Hoe doet Venzago dat? Bruckner werd in de eerste helft van de twintigste eeuw gespeeld in gecorrumpeerde uitgaven van zijn leerlingen Schalk en Löwe. In de jaren dertig kwam onderzoek op gang naar Bruckners oorspronkelijke gedachten, onderzoek dat in de tweede helft van de twintigste eeuw leidde tot nieuwe inzichten, waarbij de partituren in hun originele granieten status hoorbaar werden. Venzago huldigt het standpunt dat de aanpassingen van Schalk en Löwe hun merites hebben waar het de onderlinge temporelaties betreft, maar dan wel op basis van een snel uitgangstempo, in ieder geval sneller dan we gewend zijn. Het zijn ook temporelaties die zich niet strikt houden aan dat uitgangstempo, maar ruimte laten voor versnelling en vertraging. Een recente uitgave van de Vierde op het Label BIS in de editie van Schalk en Löwe door het Minnesota Orchestra onder Osmo Vänskä mag in dit verband niet ongenoemd blijven (klik hier voor de recensie).

In de geschiedenis van de bruckneriaanse uitvoeringspraktijk is in de loop van de naoorlogse decennia een behoorlijk verschil in opvatting te duiden. Om maar eens twee tegenpolen te noemen: Furtwängler en Klemperer. Kort door de bocht speelt Furtwängler zijn idool op een manier die uniek, maar tegelijkertijd meer Furtwängler dan Bruckner is. Hier wordt een flinke portie Tsjaikowski in de mix gegooid, en van Bruckners organisch gegroeide stapelingen blijft niets over. Een neurotische Anton. Otto Klemperer mag zelf een neuroot geweest zijn, in zijn registraties van deze componist toont hij zich van een heel andere kant. Rust en kalmte heersen in zijn directie, en een ijzeren discipline waakt over de innerlijke samenhang die deze betonnen sequenzen tot machtige bouwsels laat groeien.

Mario Venzago probeert deze beide uitersten met elkaar te verzoenen. Als basis neemt hij een vast ritmisch geraamte waarin ruimte is voor souplesse. Het uiteindelijke resultaat klinkt als een hybride, die we weliswaar nog niet kenden, maar die ook geen nieuwe inzichten oplevert. Furtwängler gekruist met Klemperer, het resultaat schommelend tussen frustrerend en intrigerend. Boeiende nieuwe inzichten wisselen af met grimmig verstoorde herinneringen. Saai is het zeker niet, en brucknerianen hebben weer iets om zich druk over te maken, want de uitvoeringspraktijk staat nooit stil.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links