CD-recensie
© Siebe Riedstra, maart 2019
|
Dit is het cd-debuut van Alexander Soares (1987), een Britse pianist die al in 2003 als zestienjarige de aandacht trok door een prijs te winnen op een wedstrijd voor jonge componisten. Sindsdien heeft hij zich vooral ontwikkeld als pianist, veroverde stipendia en won vele prijzen. Je kunt nog zo goed zijn, maar de concurrentie is overweldigend en bikkelhard, en er is weinig ruimte aan de top. De oplossing van dat probleem lijkt simpel: doe iets geks. Alexander Soares doet niet alleen iets geks, hij doet iets gedurfds. Op zijn eerste cd staan alleen maar stukken waar het gros van de muziekliefhebbers geen boodschap aan heeft. Moeilijke klanken uit het Frankrijk van vlak na de Tweede Wereldoorlog, een tijd waaraan we liever niet worden herinnerd (de ouderen) of een tijd die we ons niet herinneren (de jongeren). Een tijd ook die van grote invloed is geweest op de ontwikkeling van het componeren in de tweede helft van de twintigste eeuw. De Eerste Wereldoorlog eindigde met de geboorte van Le Sacre du Printemps, de Tweede Wereldoorlog eindigde met de geboorte van - ja, wat eigenlijk? Dat is een vraag waarover nog steeds geruzied wordt. Kapitaal talent was door de nazi's vernietigd, maar dat leek niemand te deren. De grote symfonische traditie was kapotgeschoten - Mahler, Hartmann, Sjostakovitsj et al bestonden nog niet. De blik was gericht op nieuwe leiders. Twee kondigden zich aan: Pierre Boulez in Frankrijk en Karlheinz Stockhausen in Duitsland. Twee grote geesten met een neiging tot dictatoriaal gedrag. Alles moest anders. Alexander Soares begint de toelichting bij zijn debuut met een verontschuldiging:
Vervolgens wijst hij op de bewondering die Boulez en Dutilleux koesterden voor Messiaen, maar laat hij onvermeld dat Boulez geen boodschap had aan Dutilleux - en ook niet aan de latere werken van Messiaen. Toch maakt Soares zijn punt, niet met woorden maar met daden. Want door de drie componisten nadrukkelijk op één cd en binnen hetzelfde tijdperk te plaatsen werpt hij een nieuw licht op de muziekgeschiedenis van die jaren. Hij doet dat niet alleen door zijn programmakeuze, ook zijn spel werkt wonderen. Het tijdperk veroorzaakt overeenkomsten, waar latere interpretaties tegenstellingen met het verleden suggereren. En dus is het interessant om te horen hoe dicht op elkaar het ontstaan van deze werken gereflecteerd heeft op diverse interpretaties. Dat is goed waar te nemen in de Notations van Boulez uit 1945, twaalf notities van elk twaalf maten, gebaseerd op steeds dezelfde reeks van twaalf tonen zonder streng in de leer te zijn. Waar Pierre-Laurent Aimard op DG klinisch exact overkomt, is er bij Soares bijna sprake van dat iets van de poëzie van Dutilleux oversijpelt naar de Notations, die er direct op volgen (helaas zonder aparte indexering). Ook interessant om vast te stellen dat Messiaen van deze drie wellicht het meest radicaal in zijn denken is geweest, getuige zijn Fauvette Passerinette uit 1963 (en zijn uitvinding van het serialisme in 1949). Alexander Soares is een dappere pianist met een missie. Dat laat hij horen in zijn gedurfde repertoirekeuze en zij n voortreffelijke spel. Afgezien van dit debuut heeft hij zich verplicht om adviezen te geven aan jonge componisten met zijn The Notations Project. Een mooi voorbeeld van het nieuwe ondernemerschap in de klassieke muziek. index |
|