CD-recensie
© Siebe Riedstra, maart 2020 |
Leif Segerstam is in alle opzichten een buitenmodel muzikale persoonlijkheid - zowel in lichamelijke omvang als in scheppingsdrang: het aantal symfonieën van zijn hand is de driehonderd flink voorbij (de meeste ervan passen op één A-viertje). Ondanks zijn Zweeds klinkende naam is Segerstam (1944) een geboren Fin die terug mag kijken op een succesvolle carrière als dirigent, in Finland en ver daarbuiten. In de herfst van zijn carrière was hij van 2012 tot 2019 chef-dirigent van het Turku Philharmonic Orchestra, een middelgroot orkest (72 musici) waarmee hij de complete toneelmuziek van Sibelius opnam voor het label Naxos. Als een logisch vervolg daarop, en op tijd voor het Beethovenjaar, kwamen de toneelmuzieken van Beethoven aan bod. Nu volgt een bijzondere uitgave: twee cantates die Beethoven als adolescent schreef, en het onomstotelijke bewijs voor de stelling dat Beethoven als een volwassen componist werd geboren. De negentienjarige Ludwig schreef beide werken in opdracht, had ze niet op tijd klaar - een werkwijze die hem zijn hele leven zou achtervolgen - en dus verdwenen ze in de archieven. Pas in 1884 werden ze herontdekt. In de biografie van Jan Caeyers lezen we: 'Toen Johannes Brahms ze hoorde, zou hij gezegd hebben dat zelfs wanneer de titelpagina geen componistennaam zou dragen, er slechts één componist in aanmerking kwam omdat ze door en door klinken als werk van Beethoven'. Het is de moeite waard om Caeyers nog even aan het woord te laten: 'De jonge Beethoven schreef twee stukken over de grote universele thema's van goed en kwaad, vreugde en verdriet, dood en bevrijding. Hij trok daarbij alle muzikale registers open: angst, woede en droefheid aan de ene kant, en ontroering en extatisch geluk aan de andere. Wij leren hem hier al kennen als de componist die het utopische verlangen naar liefde, broederlijke verbondenheid en transcendentie wist om te zetten in de aangrijpende muziek zoals wij die later in Fidelio, de Missa solemnis en de Negende symfonie zozeer zullen bewonderen'. In een voetnoot voegt Caeyers daaraan nog toe: 'Zo lag bijvoorbeeld de aria voor sopraan en koor 'Da stiegen die Menschen ans Licht' uit de Josephcantate rechtstreeks aan de basis van de tweede Fideliofinale.' Caeyers verwijst hier naar het duet tussen Leonore en Florestan op de tekst 'O Gott! Welch ein Augenblick!' - het emotionele hoogtepunt van de opera. Wonderlijk dat de toelichting geen enkele melding maakt van dit hergebruik. Nog wonderlijker dat deze beide cantates zelden worden uitgevoerd, en in discografisch opzicht meestal aandacht krijgen als onderdeel van registraties van de complete werken. Daaraan danken we overigens wel een sublieme uitvoering van bovengenoemde aria door Charlotte Margiono en Christian Thielemann, met het ensemble van de Deutsche Oper op het label DG (alleen in verzameluitgaven, maar zowel op Spotify als Youtube te beluisteren). Zo ontroerend mooi als Margiono zingt Reetta Haavisto haar partij niet, maar de vocale solisten op deze cd staan dan ook alle nog aan het begin van hun carrière. Dat kan van Segerstam niet gezegd worden - hij brengt een leven ervaring mee, inclusief een muzikale benadering die is ingekleurd door de invloed van collega's als Harnoncourt en Frans Brüggen. Een spaarzaam gebruik van vibrato en een uitgekiende omgang met de dramatische pauzes zijn zaken die onmiddellijk positief opvallen in het openingskoor van de Josephcantate. Die trend zet zich voort, met een goed presterend amateurkoor in de Josephcantate en een uitstekend vocaal ensemble in de Leopoldcantate. Kortom, in dit Beethovenjaar verrassend genoeg een uitgave die er echt toe doet, door onze aandacht te vestigen op het onweerlegbare feit dat Beethoven op zijn negentiende al helemaal zijn eigen man was. Brahms had gelijk. index |
|