CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, oktober 2009

 

 

Antheil: Symfonie nr. 1 (Zingareska) - nr. 6 (after Delacroix) - Archipelago.

Radio-Sinfonie-Orchester Frankfurt o.l.v. Hugh Wolff.

CPO 999 604-2 • 63' •

 

 

 


Bad boy of music. Dat is de titel van de autobiografie van de Amerikaanse pianist en componist George Antheil (1900-1959). Hij kwam als jonge man naar Parijs, en zijn concerten werden berucht doordat hij eens bij zijn opkomst een revolver binnen handbereik op de vleugel neerlegde. De werken waarmee hij zijn reputatie heeft verworven, het Ballet Mécanique, de Sonata Sauvage, de Airplane Sonata en A Jazz Symphony zijn door de inspanningen van Reinbert de Leeuw, Vera Beths en het Schönberg Ensemble in Nederland genoegzaam bekend geworden. Heel anders is het gesteld met de symfonicus Antheil, waarvan meestal wordt beweerd dat die een mager conservatief aftreksel van de revolutionaire Antheil zou zijn. In de jaren vijftig maakte Sir Eugene Goossens voor het label Everest een opname van de vierde symfonie, die weleens tot die reputatie bijgedragen zou kunnen hebben, want bij beluistering blijkt de klacht inderdaad niet ongegrond: dat werk klinkt als 'Sjostakovitsj visits Hollywood'. Die opname bleef decennia lang de enige bron van informatie over de volwassen Antheil. Pas in het jaar 2000 kwam daar verandering in: Naxos bracht in 1999 een cd uit waarop de symfonieën 4 en 6 staan, en een jaar later kwam CPO met deze uitgave. Het aardige is dat zij een vroeg werk bevat, namelijk de Eerste symfonie uit 1920, onstaan vóór Antheil's vertrek naar Europa en dus nog voor de periode die hem zijn notoire reputatie bezorgde. Het is een werk dat de kiemen bevat van zijn werkwijze: bloksgewijze worden ideeën naast elkaar gezet, ogenschijnlijk zonder enige samenhang, je zou het muzikaal Cubisme kunnen noemen. De titel Zingareska verwijst naar het tweede deel, dat overigens even veel ragtime als zingara bevat; de finale is een pure ragtime; Aaron Copland noemde Antheil de meestbelovende Amerikaanse componist van de jaren twintig en hier hoor je waarom, ondanks alle gebreken die nog aan dit werk kleven.

 
  George Antheil

In 1932 boekte George Gershwin veel succes met zijn Cuban Overture. Het moet George Antheil op een ideetje hebben gebracht. Met voortvarendheid produceerde hij een pendant in de vorm van een rumba die hij Archipelago en die in 1934 in première werd gebracht door het General Motors Symphony Orchestra (ja heus!). Later kreeg het werk een plaats als derde deel van de in 1938 voltooide Tweede Symfonie. Tussen zijn eerste beide symfonieën componeerde Antheil ook nog de Jazz Symphony, waardoor over de nummering van altijd verwarring is blijven bestaan.   

De Zesde (en laatste, 1946/8) symfonie is heel andere koek. Nadat Antheil zich in de jaren dertig definitief in Hollywood had gevestigd (hij bleek een uitstekend filmcomponist) poogde hij een eigen Amerikaanse symfonische stijl te scheppen, en het resultaat lijkt verdacht veel op dat van zijn Russische idolen Sjostakovitsj en Prokofiev, zoals hierboven al opgemerkt over de vierde symfonie. In 1945 had hij al een voorschot genomen met een orkestwerk onder de titel Heroes of Today, dat het eerste deel van de zesde symfonie werd. Die gaf hij de titel After Delacroix mee, geïnspireerd door het beroemde kolossale doek La Liberté guidant le peuple, daarmee aansluiting zoekend bij de tijdgeest waarin verheffing van de massa centraal stond. Podiumvast zal zo'n werk nooit worden, maar er op deze manier mee kunnen kennismaken is de moeite zeker waard. Was de Naxos-cd lang niet slecht, deze CPO-schijf doet er nog een schepje bovenop. Het RSO Frankfurt speelt zeer gemotiveerd onder hun jonge Amerikaanse chef-dirigent Hugh Wolff, en de Hessische Rundfunk heeft voor een uitstekende opname gezorgd. De annotatie is zeer uitgebreid en lezenswaardig.

Hugh Wolff en zijn Radio Symfonie Orkest Frankfurt hebben inmiddels de symfoniën 3, 4 en 5 ook voor CPO opgenomen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links