CD-recensie Hvorostovsky's zwanezang
© Paul Korenhof, december 2017
|
De rol van Hvorostovsky is compleet te beluisteren in Opera Actueel op 14 januari (eerste bedrijf) en 21 januari (tweede en derde bedrijf). De laatste rol die Hvorostovsky vastlegde, zouden we mischien niet meteen
van hem verwachten, maar evenals grote voorgangers in het lyrische vak
als Rolando Panerai, Sherill Milnes en Leo Nucci voelde ook de Siberische
bariton zich onvermijdelijk aangetrokken tot Verdi's grootste baritonrol,
misschien zelfs wel de beste en meest 'complete' rol die ooit voor dat
stemvak geschreven is. Als Gilda bevestigt Nadine Sierra bevestigt de indruk die ik deze zomer kreeg, toen deze jonge Amerikaanse sopraan dezelfde rol in Orange zong tegenover de Rigoletto van Leo Nucci (klik hier). Zij combineert een mooi warme stem met een uitstekende techniek en zeker ook met een vocale persoonlijkheid, maar wellicht is zij eerder een Lucia dan een Gilda, waarvoor zij het meisjesachtige mist. Aan de andere kant had Deutekom gelijk toen zij mij ooit zei dat Gilda wel gezongen moet worden door een sopraan met zoveel stem, dat de bariton zich in het duet 'Sì, vendetta!' niet hoeft in te houden, en dat gevaar lopen tegenspelers van Sierra in deze opera beslist niet. De niet echt markante bas Andrea Mastroni - weinig meer dan een capabele Sparafucile - en de tenor Francesco Demura zijn de enige Italianen in de bezetting, en de laatste is ook de enige die stilistisch helemaal authentiek klinkt, met een open timbre en een natuurlijk vloeiende weergave van de tekst. Dat laatste valt vooral op in het eerste tafereel, een ensemblescène met lokale Litouwse zangers die zonder meer hun best doen, maar die in belangrijke bijrollen als Borsa en vooral Marullo de atmosfeer niet bepaald opkrikken. In zijn volgende scènes toont Demuro zich een soms licht larmoyante maar zonder meer welluidende en nergens 'uitsloverige' hertog. De cabaletta 'Possente amor' ligt een beetje boven zijn macht, in ieder geval zonder de steun van een goede Verdi-dirigent, maar verder zorgt hij voor de meest Italianse bijdrage waarmee hij vooral het begin van het vierde bedrijf de juiste sfeer creëert. Op zijn 'palpitar' tijdens het kwartet blijft hij misschien iets te lang hangen, maar zijn inbreng in de totaalklank daar blijkt van wezenlijk belang. Dirigent Constantine Orbelian zet een muzikaal krachtige uitvoering neer die echter aan dramatiek tekortschiet, vooral door een begrek aan nuances en lage tempi die geaccentueerd worden door vaak net iets te lange stiltes tussen de afzonderlijke nummers. Nuances en italianità vormen evenmin het sterkste punt in de weinig individuele bijdragen van de overige, merendeels Baltische solisten en van het koor uit Kaunas. Meer allure heeft de vocaal soms nog een beetje onevenwichtige maar wel veelbelovende Maddalena van de jonge Belarussische mezzosopraan Oksana Volkova. De uitvoering volgt de theatertraditie met enkele ongeschreven topnoten, maar wel wordt uit de moderne partituurversie de traditionele fout met de kerkklok in de slotscène overgenomen. Alle mij bekende uitgaven schrijven twaalf klokslagen voor terwijl tot in de 19de eeuw - ook nog toen Verdi zijn Rigoletto schreef - zes slagen bij middernacht (die we ook in diverse oudere opnamen horen) gebruikelijk was. De opname klinkt verder warm en vol met een fraaie balans tussen stemmen en orkest, terwijl beide cd's vergezeld gaan van een degelijk en verzorgd boekwerk. index |
|