CD-recensie

 

© Paul Korenhof, april 2006

 

R. Strauss: Arabella.

Lisa Della Casa (Arabella), Anneliese Rothenberger (Zdenka), Dietrich Fischer-Dieskau (Mandryka), Otto Edelmann (Graf Waldner), Ira Malaniuk (Adelaide), Kerstin Meyer (Eine Kartenaufschlägerin), Kurt Ruesche (Matteo), Helmut Melchert (Elemer), Georg Stern (Dominik), Karl Weber (Lamoral), Eta Köhrer (Die Fiakermilli), Willi Lenninger (Welko), koor van de Weense Staatsopera, Wiener Philharmoniker o.l.v. Joseph Keilberth.

R. Strauss: Vier letzte Lieder.

Lisa Della Casa (sopraan). Wiener Philharmoniker o.l.v. Karl Böhm.

Orfeo C 651 053 D (opnamen 29-30 juli 1958) (3 cd's)


Ondanks de aanwezigheid op het internationale operatoneel van Kiri Te Kanawa heeft Arabella het de afgelopen veertig jaar op plaat en cd niet zo goed gedaan als men verwachten zou. In het theater was Te Kanawa betoverend (vooral een voorstelling in Keulen met Claudio Nicolai als Mandryka zal ik nooit vergeten), maar haar Decca-opname onder Tate mist, hoe fraai ook, mist sfeer. Beter uit de verf komt de live-registratie op Orfeo van een voorstelling die in 1981 in München gegeven werd onder Sawallisch met Varady en Fischer-Dieskau, een opname die bijkans ideaal zou zijn, ware het niet dat er ook nog een opname is die DG in 1963 in München opnam met Lisa Della Casa en Dietrich Fischer-Dieskau, het ideale paar voor deze opera, met Anneliese Rothenberger als een al even ideale Zdenka. En tot overmaat van ramp is er dan ook nog de absoluut complete, muzikaal superieure Decca-opname onder Solti uit 1957 met wederom Della Casa, ditmaal naast George London en Hilde Güden.

Daarnaast plaatst zich nu deze Salzburger opname van 29 juli 1958 onder Keilberth met nogmaals Della Casa, in stem en uiterlijk toen - en nog steeds - de onovertroffen verpersoonlijking van de titelheldin. Ook de al even onovertroffen Fischer-Dieskau en Rothenberger zijn hier van de partij evenals Ira Malaniuk als Adelaide. De overige solisten komen uit Wenen, met voorop Otto Edelmann als Graf Waldner, en zijn op punten te prefereren boven hun Münchner collega's op DG (alleen de incompetente Fiakermilli van Eta Köhrer valt uit de boot), maar de absolute winnaars zijn de Wiener Philharmoniker die absoluut betoverend Strauss-spel combineren met de door Keilberth kundig opgeroepen theatersfeer. Kortom, dit zou een absolute aanrader zijn geweest, ware het niet dat de opname het een beetje laat afweten door een dunne orkestklank en een onevenwichtige balans.

De Vier letzte Lieder die Della Casa een dag later opnam met Karl Böhm, klinken iets beter, maar missen het etherische van hun eerdere opname uit 1953. De drie cd's (wel prettig, één akte per plaatje) worden geleverd zonder libretto, maar wel met een boekje dat in tekst en foto's ingaat op de uitvoering.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links