CD-recensie

 

© Paul Korenhof, december 2007


 
   

R. Strauss: Cäcilie (Heinrich Hart) Op. 27/2 - Winterweihe (Karl Friedrich Henckell) Op. 48/4 - Wie sollten wir geheim sie halten (A.F. Graf von Schack) Op. 19/4 - Morgen! (John Henry Mackay) Op. 27/4 - Die Nacht (Hermann von Gilm zu Rosenegg) Op. 10/3 - Befreit (Richard Dehmel) Op. 39/4 - Zueignung (Hermann von Gilm zu Rosenegg) Op. 10/1 - Vier letzte Lieder Op. 150 (Klavierfassung von Max Wolf und Ernst Roth) (Hermann Hesse & Joseph von Eichendorff).

Schubert: Dem Unendlichen (Friedrich Gottlieb Klopstock) Lfg. 10 - Wehmut (Matthäus Kasimir von Collin) Op. 22/2 - Die Forelle (Christian Friedrich Daniel Schubart) Op. 32 - Gretchen am Spinnrade (J.W. von Goethe) Op. 2 - Nachtstück (Johann Baptist Mayrhofer) Op. 36/2 - Erlkönig (J.W. von Goethe) Op. 1.

Waltraud Meier (mezzosopraan), Joseph Breinl (piano)

Farao B108033 (opname maart 2007)


Kundry in recital

De Bayreuther Festspiele 1983 stonden volledig in het teken van nieuwe Ring  die Georg Solti en Peter Hall dat jaar presenteerden. Een Ring die muzikaal en scenisch zo tegenviel dat Solti het na één zomer voor gezien hield, terwijl Hall de enscenering van Hall in de jaren daarna alleen maar beter pruimbaar werd dankzij het werk van diens assistenten, onder wie Guus Mostart, de huidige intendant van de Reisopera. Diezelfde festivalzomer betekende echter ook het Bayreuther debuut van een nieuwe Kundry, een rol die al jaren niet meer optimaal bezet was geweest. De keuze van Wolfgang Wagner was gevallen op Waltraud Meier, een 27 jaar oude Duitse mezzosopraan die pas vijf jaar op de bühne stond (Mannheim en Dortmund), maar die met haar eerste optreden op de Groene Heuvel zich in één klap bij de wereldtop voegde.

Zelf zal ik die premièreavond niet snel vergeten. Het is al zeldzaam om zo'n echt móóie stem te horen: een in alle registers volkomen egale en warme en toch slanke mezzosopraan met een laagte die nergens aan klank inboette en een hoogte waarop menige sopraan jaloers kon zijn. Daarnaast beschikte Waltraud Meier echter ook nog eens over een fabelachtige dictie (kom daar nu eens om...) en een ravissante toneelverschijning, en bovendien bleek zij ook nog eens een geboren actrice. Voor één keer waren alle wensen en idealen vervuld, en dat terwijl de rol van Kundry toch bekendstaat als een van de - vooral ook interpretatief - moeilijkste vrouwenfiguren uit het hele operarepertoire.

Inmiddels is er heel wat water naar de zee gestroomd en Meier behoort voor het Duitse repertoire nog steeds bij de wereldtop, bracht daarnaast ook menige grote vertolking in het Italiaanse repertoire op haar naam, maar heeft wel regelmatig haar oog laten vallen op dramatische sopraanpartijen. Ging het daarbij om rollen als Santuzza in Cavalleria rusticana, dan had ik daar geen moeite mee, maar over haar Isolde heb ik altijd mijn twijfels gehad. Interpretatief was het een van de meeslependste vertolkingen die ik me wensen kon, maar als het erop aan kwam, bleef Meier voor mij toch een Brangäne die de verkeerde rol zong, vooral aan het slot. Daar bleek toch steeds dat zij een mezzospraan met hoogte was, en geen echte sopraan die met een etherisch piano uit het leven kon wegglijden.

Of het nu komt door die sopraanpartijen of gewoon doordat we bijna een kwart eeuw verder zijn, weet ik niet (waarschijnlijk spelen beide factoren een rol), maar een deel van de betoverende mezzoklank van weleer is verdwenen. In Cäcilie, waarmee dit recital begint, was ik me daarvan even heel sterk bewust - maar ook echt maar heel even. Haar stem is namelijk nog altijd een schitterend instrument en mochten er al zwakke plekken zijn, dan bezit Meier genoeg techniek en routine om dat uitstekend te maskeren.

Dat alles resulteert hier in een liedrecital van een nog altijd groot zangeres die daarnaast een begenadigd vertolkster is. Prachtig is bijvoorbeeld de manier waarop zij haar stem slanker en jeugdiger weet te maken, vooral in de liederen van Schubert, die stuk voor stuk iets meisjesachtigs krijgen. Opmerkelijk is bovendien dat juist dit theaterdier, want zo mogen we Meier toch wel betitelen, in Erlkönig de theatrale effecten van menige 'echte liedspecialist' uit de weg gaat. En in Jospeh Breinl, momenteel ook de vaste begeleider van Christianne Stotijn, vindt zij daarbij haar instrumentale evenknie.

Het hoogtepunt van deze uitstekend geproduceerde cd vormen voor mij de liederen van Strauss. Daarbij bevinden zich niet alleen een sober en onsentimenteel Morgen! en een opmerkelijk ingetogen Zueignung, maar vooral indrukwekkende vertolkingen van de Vier letzte Lieder in de pianoversie van Max Wolf en Ernst Roth. Het fijne van deze cyclus is dat je ieder lied natuurlijk gewoon prachtig kunt interpreteren vanuit een notenbeeld dat aan expressiviteit niets te wensen overlaat. Er is echter een zangeres als Waltraud Meier voor nodig om die muzikale benadering te combineren met zo'n intens tekstbegrip, zonder dat ook maar één element van die tekst teveel geaccentueerd wordt. Dat is nu de essentie van 'bel canto', zang als expressiemiddel in zijn puurste vorm!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links