CD-recensie
© Maarten 't Hart, september 2006
|
Bach: Die Kunst der Fuge BWV 1080 - Musikalisches Opfer BWV 1079 Hespèrion XX / Le Concert des Nations o.l.v. Jordi Savall. Onder de titel Het testament van Bach zijn hier Die Kunst der Fuge en Musikalisches Opfer in één doosje bijeengebracht. Het betreft hier evenwel een oude opname van de Kunst der Fuge uit 1986 plus een wat recentere opname van eind 2001 van BWV 1079. Of het juist is hier van Bachs muzikale testament te spreken valt te bezien. Bach begon naar alle waarschijnlijkheid reeds aan de Kunst der Fuge in 1740. Waarschijnlijk is het werk geheel voltooid, en werd het door Bach aan het eind van zijn leven, ten behoeve van uitgave, in het net overgeschreven. De kladversie is helaas verloren gegaan, het Reinschrift werd niet voltooid. Aldus is ten onrechte de mythe ontstaan dat de Kunst der Fuge onvoltooid is gebleven en uit Bachs late levensjaren zou stammen. Bachs echte muzikale testament is veeleer de Hohe Messe. Volgens Immanuel Tröster die een totaal onbekend, maar meesterlijk boek over Bach schreef, was de Kunst der Fuge bedoeld als vijfde deel van de Clavierübung en dient het te worden uitgevoerd op een clavichord met pedaal. Tröster kon weleens gelijk hebben. Dus bij uitvoeringen van het werk voor allerlei andere bezettingen kan men vraagtekens zetten. De klank van strijkers benadert volgens Tröster nog 't dichtst de klank van het c1avichord. Bij deze uitvoering worden vier blazers (kornet, oboe da caccia, trombone en fagot) plus vier viola da gamba's gebruikt. De uitvoerenden leveren fraaie, gedragen, gewijde, stemmige vertolkingen af van de onderdelen van de Kunst der Fuge, maar erg bevlogen kan ik ze niet noemen. De wel erg donkere klank van de blazers vermoeit en verveelt op den duur, en het geheel heeft iets stars, het is alsof de Kunst der Fuge strak in een korset geregen wordt. Maar ja, een echt bevredigende uitvoering van het werk ken ik niet. Of het majestueuze opus nu op orgel, door een strijkkwartet, door een orkest of door saxofoons wordt uitgevoerd - altijd heb je 't gevoel: dit is een verdienstelijke benadering, maar er ontbreekt iets. Bij Hespèrion XX ontbreekt naar mijn smaak echter teveel, de uitvoering is tamelijk levenloos. Dat geldt helaas ook voor het Musikalisches Opfer. Onder dezelfde dirigent, Jordi Savall, speelt hier een ander ensemble (alleen Savall speelt in beide ensembles de gamba), maar daar drukt Savall hetzelfde stempel op. Weer die wat levenloze, schuwe, bloedarme klank. Het lijkt alsof Savall bang is voor elke vorm van uitbundigheid. Er wordt niet vol Schwung gemusiceerd, maar angstvallig van de noten geproefd. Zelfs Hantai die als klavecinist toch niet onder Savalls voogdij verkeert levert een drie- en zesstemmig Ricercare af dat qua stemming naadloos aansluit bij deze preutse musiceerpraktijk. Akkoord, het zesstemmige Ricercare is hopeloos moeilijk, maar het hoeft toch niet te klinken alsof een oud karrenpaard over de toetsen strompelt? index |