CD-recensie

 

© Maarten Brandt, augustus 2021

Mahler: Das Lied von der Erde

Ye: The Song of the Earth op. 47*

Michelle DeYoung (mezzosopraan), Brian Jagde (tenor), Liping Zhang (sopraan)*, Shenyang (bariton)*, Shanghai Symphony Orchestra o.l.v. Long Yu
DG 483 7452 • 59' + 40' • (2 cd's)
Opname: dec. 2020, Shanghai Symphony Hall, Shanghai

   

"Oh, East is East and West is West, and never the twain shall meet" zo lezen wij in Rudyards Kiplings The Ballad of East and West. Wat daar ook van zij, zoveel is zeker en dat is dat alle verschillen tussen deze (en andere!) culturen ten spijt, iedereen op haar en zijn onvervreemdbaar eigen wijze worstelt met thema's als leven en dood, vreugde en verdriet, eenzaam- en verlatenheid, dus kortom met het vergankelijke wat nu eenmaal inherent is aan het aardse bestaan. Daarom is het zonder meer een zinrijke gedachte van Deutsche Grammophon geweest twee ‘liederen van de aarde' bijeen te brengen, wat dus bij machte van bovenstaande productie is geschied. Dit in samenwerking met zowel westerse als oosterse interpreten en vereeuwigd door een Chinees orkest onder supervisie van een Chinese dirigent. En waarbij de combinatie met een werk van Chinese bodem deze uitgave hoe dan ook extra aantrekkelijk maakt.

Weerklank
Want ook dat is duidelijk, namelijk dat de in 1955 geboren Xiaogang Ye tot de meest vooraanstaande en boeiende componisten van zijn land behoort en die dan ook niet alleen daar maar ook buiten de Chinese grenzen de nodige bekendheid geniet. Waar nog bij komt, dat labels als Bis en Naxos reeds diverse van zijn werken op cd hebben uitgebracht, zodat Ye's werk tevens internationaal de nodige weerklank heeft gevonden. En over het Symphony Orchestra van Shanghai gesproken, uitgerekend onze landgenoot Jurjen Hempel dirigeerde bij dit ensemble en met als solist de man die we ook in Ye's The Song of the Earth horen, te weten de bariton Shenyang, diens Song of Sorrow and Gratification uit 2012. Dus Oost en West ontmoeten elkaar wel degelijk, althans zeker in muzikaal-geografische zin. Waar overigens nog aan kan worden toegevoegd dat Ye, wiens klinkende nalatenschap door Schott wordt uitgegeven, zijn licht ook bij westerse toondichters heeft opgestoken, onder wie zich Louis Andriessen en Walter Goehr bevinden.

Romantisch aandoende gebarentaal
Anders dan men op grond van het bovenstaande zou verwachten vertoont Ye's stijl geen enkele invloed van om het even welke Haagse signatuur, integendeel. De klank van zijn vocabulaire mag dan onversneden eigentijds zijn – soms wordt men aan Messiaen en Takemitsu herinnerd – tegelijkertijd wortelt deze in een gebarentaal die ondubbelzinnig romantisch aandoet… echter zonder dat het geheel ook maar bij benadering in zoetgevooisdheid strandt. Getuige bijvoorbeeld het laatste lied van The Song of the Earth waarin tijdens het slot de door cesuren onderbroken felle sonoriteiten van het deels inheemse slagwerk - skanderend en wel - het inschepen van de poëtische hoofdpersoon op zijn reis naar de onbekende verten extra luister bijzetten. Dit wel te verstaan heel dwingend, ongenaak- en dus onontkoombaar.

Net als bij Mahler omvat ook Ye's Song zes symfonische liederen die echter in tegenstelling tot in het geval van eerstgenoemde niet gelijkelijk over de zangers zijn verdeeld. Vier komen voor rekening van de sopraan, twee (de nrs. 4 en 5) van de bariton, terwijl de teksten deels dezelfde zijn als die waarop Hans Bethge zich baseerde en deels niet, wat weer onverlet laat dat de onderwerpen dezelfde zijn. Opvallend is de soms onverhuld aan de dag tredende schaamteloosheid waarmee de emoties gestalte krijgen, wat onder meer blijkt uit de enorme uitroepen van de sopraan in het al genoemde afsluitende lied.

Eeuwigheid
Ye is trouwens een meesterlijke instrumentator en iemand die niet alleen de kunst verstaat de lijnen van de vocale partijen optimaal lyrisch gestalte te geven, maar ook die van de orkestrale texturen. Voor mij is het grote hoogtepunt het derde lied waarin het beeld van een eenzame vrouw in de herfst wordt opgeroepen – met een duidelijke atmosferische verwijzing naar het tweede onderdeel van Mahlers Das Lied – en sereniteit en melancholie om het voorste gelid strijden. De fluit neemt hier het voortouw tot een aantal dissonerende houtblazers-akkoorden die op een formidabele wijze contrasteren met de harmonieën van het strijkorkest, dat op een schitterend getimed ogenblik zijn intrede doet met de zangstem. Een moment dat bij de toehoorder op een manier beklijft alsof het lied al een eeuwigheid aan de gang is. Zowel Liping Zhang als Shenyang zingen de sterren van de hemel. Bij alle tragiek die ook hier aan de orde is, de uitvoerenden – en niet in de laatste plaats het formidabel spelende orkest uit Shanghai – bezorgen de luisteraar een uiterst weldadig warm bad.

Recht-toe-recht-aan
Daarna, ik kan het helaas niet anders zeggen, sorteerde de vertolking van Das Lied von der Erde het effect van een koude douche. Dat de musici van het SSO de noten kunnen spelen, lijdt geen twijfel. Maar daar blijft het dan bij. De dirigent Long Yu (de chef van het Shanghai Symphony Orchestra) bezit geen hoorbare affiniteit met Mahlers aparte en zeker in dit werk buitengewoon exquise klankwereld. De tempi zijn over de gehele linie nogal recht-toe-recht-aan (met een speelduur van onder de 60 minuten is dit een van de snelste uitvoeringen van Mahlers liedsymfonie) en alles komt heel erg – wat me gezien het werelddeel waar deze verklanking is vastgelegd verbaast – materieel over en van de vergeestelijking en laat staan het bij vlagen ronduit meditatieve waar Ye's werk van is doordesemd valt niets te bespeuren. Erger nog is het enorm wollige vibrato van Michelle DeYoung, wat maakt dat de tekst nogal eens onverstaanbaar is. En dan te bedenken dat dezelfde zangeres in 1999 met het Minnesota Orchestra onder leiding van Eije Oue (Reference Recordings) een van de mooiste opnames van Das Lied maakte, die zich absoluut te midden van de de toonaangevende interpretaties onder Klemperer (EMI), Karajan (DG), Haitink (Philips) en (Colin) Davis (idem), om slechts enkele te noemen, kan handhaven. Wellicht zijn het ook de jaren die bij DeYoung zijn gaan tellen. Brian Jagde brengt het er weliswaar beter van af en zijn stemgemiddelde is helder, maar hij zoekt het teveel in kracht, mede als gevolg waarvan men de warmte mist die Shenyang in The Song of the Earth wel degelijk overtuigend wist over te brengen. Jammer dit onevenwichtige resultaat, want anders was de combinatie van deze twee composities een gedroomde geweest!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links