CD-recensie

 

© Maarten Brandt, december 2014

 

Verein für musikalische Privataufführungen - Gruppo Montebello - Volume 1

Bruckner: Symfonie nr. 7 in E

Debussy: Prélude à l'après-midi d'un faune

Busoni: Berceuse Élégiaque op. 12

Gruppo Montebello o.l.v. Henk Guittart

Et'cetera KTC 1483 75´

Opname: oktober 2011, Rolston Recital Hall, Music & Sound Building, The Banff Centre, Banff, Alberta, Canada

www.etcetera-records.com

www.henkguittart.com

 

In zijn prikkelende en dikwijls aangenaam sarcastisch en ironisch uitpakkende essaybundel 'De ongeruste parapluie' pleit wijlen componist Otto Ketting - en een van de goede vrienden van altviolist en artistiek leider van het inmiddels opgeheven Schönberg Kwartet, Henk Guittart - voor 'Witte concerten'. Kortom voor muziekevenementen waarvan de programma's tot op het laatste moment onbekend moesten blijven om het publiek geheel in het ongewisse te laten verkeren omtrent de klinkende verrassingen die het ensemble of orkest voor de goegemeente in petto had. Het is bij een plan gebleven. En dat is, speciaal in een tijd als de onze, hoogst betreurenswaardig. Een tijd waarin de meeste symfonieorkesten en kamermuziekgezelschappen er immers een even zo niet nòg conservatiever beleid op nahouden als gedurende de voorlaatste eeuwwisseling en de avontuurlijk ingestelde muziekliefhebber, op een enkele uitzondering na, volstrekt het nakijken heeft.

Essentie
En dat brengt ons als vanzelf op de merites van de door Arnold Schönberg en de zijnen in 1918 te Wenen opgerichte Verein für Musikalische Privataufführungen. Een instelling die uit nood was geboren en als een ondubbelzinnige reactie moet worden gezien op de ultieme vijandigheid waarmee het toenmalige officiële muziekleven alles wat ook maar bij benadering van de eertijds geaccepteerde norm afweek, bejegende. De concerten van de Verein stonden slechts open voor genodigden en critici hadden geen toegang. Er werd dan ook geen publiciteit voor de buitenwacht gemaakt en de programma's bleven tot op het laatste ogenblik voor de aanwezigen geheim. Dit alles gevoed door het ideaal de ten gehore te brengen muziek van tijdgenoten op het allerhoogste niveau te presenteren, zij het in arrangementen voor kleinschalige tot zeer kleinschalige formaties. Zulks uiteraard mede vanwege de nijpende financiële situatie van die dagen maar, ook en veel belangrijker, omdat Schönberg en zijn medestanders er een apert voorstander van waren de toehoorders met de essentie van de composities in kwestie te confronteren. En wel zodanig dat men daarbij nu eens niet zou worden afgeleid door orkestrale brille, virtuositeit en om het even welke franje. De essentie, bestaande in de stemvoering, de harmonie en, last but not least, de architectuur waarbinnen die elementen zijn gevat, daar ging het om. Schönberg had namelijk niets op met kunstjes maar ging voor de Kunst met een kapitale letter, indachtig zijn adagium "Kunst kommt nicht von Können, sondern von Müssen". Concessies waren hem in deze totaal vreemd.

Uitvoeringspraktijk
Henk Guittart was als artistiek leider van het in de boezem van het Koninklijk Conservatorium te Den Haag ontstane en in 1974 officieel opgerichte Schönberg Ensemble het muzikale geweten van laatstgenoemd gezelschap en als zodanig de eerstverantwoordelijke voor de repertoireontwikkeling en programmering. Voorts zocht hij in 1978 contact met het toen net in Los Angeles in het leven geroepen Arnold Schoenberg Institute, als gevolg waarvan hij niet alleen de erven van en direct betrokken bij de nalatenschap van de componist leerde kennen maar ook in tal van zijn manuscripten en die van zijn collega's en leerlingen inzage kreeg . En meer in het bijzonder in die van de diverse ten bate van de Verein für musikalische Privataufführungen vervaardigde bewerkingen. Een en ander leidde ertoe dat tussen 1978 en 1990 in ons land en daarbuiten vele van die transcripties tijdens de uitvoeringen van het Schönberg Ensemble tot klinken kwamen, waarvan sommigen zelfs voor de eerste maal (waaronder de bewerking van het Adagio uit de Zevende Bruckner door Erwin Stein).

Ook nadat het tot een verwijdering van Guittart en het Schönberg Ensemble was gekomen en het uit het ensemble in kwestie geformeerde Schönberg Kwartet onder zijn inspirerende leiding zelfstandig verder opereerde, is hij zich niet-aflatend blijven beijveren voor een verdieping van de uitvoeringspraktijk van de klinkende erfenis van de Verein für musikalische Privataufführungen. De instelling, die zijn bezigheden te Wenen door de steeds slechter wordende economische omstandigheden in 1921 moest staken, maar die in 1922 te Praag onder voorzitterschap van Alexander Zemlinsky hernieuwd werd opgericht en tot 1924 functioneerde.

Bewerking als 'work in progress'
Kenmerkend voor de werkwijze van de arrangeurs van de Verein was dat met het oog op een eenmaal geplande vertolking van deze of gene adaptatie tijdens het repetitieproces nog van alles aan de partituur kon veranderen. Want, om het even welke vertaalslag ook werd toegepast, de wezenlijke intenties van de componist moesten zo dicht mogelijk worden benaderd en in deze bleek de klinkende realiteit de strengste leermeester. Dus in zekere zin was een uitvoering van een bewerking altijd 'work in progress': zelfs na een uitvoering kon vanuit die optiek bezien in principe nog van alles worden gewijzigd. Deze wetenschap is mede van belang met betrekking tot de op deze cd vastgelegde arrangementen van Bruckner, Debussy en Busoni. Niet zelden was een collectief van bewerkers bij de zaak betrokken. Zo hebben Hanns Eisler, Erwin Stein en Karl Rankl zich geworpen op Bruckners Zevende symfonie, die - evenals de twee andere op deze cd vereeuwigde arrangementen trouwens - echter nooit binnen de concerten van de Verein tot klinken is gekomen, in tegenstelling tot een bewerking ervan voor twee piano's. De transcriptie van Debussy's 'Prélude à l'après-midi d'un faune' werd voorheen toegeschreven aan Hanns Eisler, maar is in werkelijkheid vervaardigd door Benno Sachs. Het arrangement van de 'Berceuse Élégiaque' is van Erwin Stein en is, mede dankzij de vele vertolkingen door het Schönberg Ensemble, relatief aanzienlijk bekender geworden dan de oorspronkelijke versie voor symfonieorkest.

Ethos
Maar Guittart zou Guittart niet zijn als hij bovengenoemde bewerkingen zonder meer zou overnemen. Indachtig het hoogstaande moralistische ethos van de Verein is hij alle manuscripten niet alleen opnieuw minutieus gaan bestuderen, maar heeft hij deze ook tot op de kleinste vierkante millimeter vergeleken met de huidige tekstkritische edities van de composities in hun oorspronkelijke vorm. Dat laatste was overigens geen luxe, waarbij bijvoorbeeld in het geval van Bruckner valt te bedenken dat het in het begin van de vorige eeuw en soms ook nog daarna de gewoonste zaak van de wereld was diens symfonieën niet alleen in kwestieuze edities te laten vertolken maar ook met inbegrip van diverse coupures. Bij de herziening van de bewerking door het trio Eisler/Stein/Rankel is Guittart niet alleen te rade gegaan bij de tweede tekstkritische uitgave van Leopold Nowak uit 1954, maar stuitte hij bovendien op het merkwaardige feit dat - in tegenstelling tot bij de meeste andere arrangementen van grootschalige orkestwerken die onder auspiciën van de Verein werden gemaakt - de fluitpartij was weggelaten. En dat is uitgerekend een instrument dat voor zowel het melodische verloop als de harmonische kleuring in de Zevende Bruckner van zo wezenlijk belang is. Vanuit deze gezichtshoek heeft Guittart de partijen voor de houtblazers ook elders lichtelijk aangepast, de afwisseling tussen piano en harmonium gewijzigd en op enkele plekken de partijen voor de strijkers opnieuw geredigeerd (ook in de adaptaties van Debussy en Busoni overigens). Wat de Debussy-prelude betreft heeft Guittart de partituur speciaal vanuit de optiek van de in dit werk bij voorkeur te hanteren tempi grondig nagelopen, mede aan de hand William Austins monografie over dit werk (Prelude to the Afternoon of a Faun - A Norton Classical Score, Chappell 1970). Fascinerend is het bovendien om vast te stellen dat de lengte van Guittarts uitvoering (8'26) bijna identiek is met die van de tweede opname onder Pierre Boulez (met het Cleveland Orchestra), die - zoals bekend - nauw betrokken was bij de nieuwe geannoteerde tekstkritische uitgave van Debussy's oeuvre door Salabert (en van welk uitgeverscomité tevens wijlen Marius Flothuis deel heeft uitgemaakt).

Bruckner met louter topsolisten
En nu we het toch over tempi hebben, die welke Guittart in Bruckners Zevende voorstaat, komen zeer dicht in de buurt bij die van de door mij besproken en gewraakte nieuwe opname onder Iván Fischer (klik hier voor de recensie). Natuurlijk is het wat de bezetting betreft appels met peren vergelijken, maar qua temporeel verloop niet. Want waar Fischer niet in slaagt, daar slaagt Guittart met vlag en wimpel in: een van A tot Z weldadig vloeiende, lyrische en, waar nodig, tot de nok toe krachtig geladen Bruckner, met op precies de juiste plaats de vereiste en optimaal spannend werkende cesuren. En die tempi, werken die hier gejaagd? Allerminst . De Bruckneriaanse adem is overal manifest en Guittart wordt door het uit louter topsolisten van Gruppo Montebello -'Montebello' is overigens Italiaans voor Schönberg ! - uit het Canadese Banff-Centre onafgebroken op zijn wenken bediend. Daarbij klinkt deze Bruckner ook heel idiomatische en volop Weens, inclusief (Adagio!) fijnzinnige maar nooit over de schreef gaande portamenti bij de strijkers. En wie van een aanstekelijk, maar soms ook haast demonische zwier houdt, moet maar eens naar het Scherzo luisteren. In een woord: overrompelend!

Over de tempi bij Debussy hadden we het al, en het resultaat is daar niet minder overtuigend. Subtiele rubati binnen een in aanleg strak tempo, zie hier twee fenomenen die op gespannen voet met elkaar lijken te verkeren. Maar Guittart bewijst in zijn superieure verklanking (met een sublieme fluitsolo van Tara Helen O'Connor!) dat deze tegenstellingen louter fictief zijn en moeiteloos zijn te overbruggen, op voorwaarde dan dat men musici van de bovenste garnituur tot zijn beschikking heeft. En dat is hier onomstotelijk het geval.

Gruppo Montebello

Duistere melancholie
Ja, en dan Busoni. Zo heeft men niets en even later alles. De uitvoering door Het Collectief onder Reinbert de Leeuw was nog niet uit (Zig-Zag Territoires, klik hier voor mijn bespreking) of deze nieuwe van Gruppo Montebello plofte op de deurmat. De verschillen zijn behoorlijk groot, want Guittart heeft meer dan anderhalve minuut meer nodig dan De Leeuw, die een weerbarstiger visie huldigt. Maar, gezien Guittarts uiteenzettingen met Debussy in relatie tot tempo, zal hij ook hier ongetwijfeld zijn redenen voor hebben. En het is net als bij Bruckner: snelle en langzame tempi zeggen op zich niet veel. En het gedragen tempo van Guittart werkt nergens slepend en laat de duistere melancholie van dit in louter instrumentale termen gevatte 'Wiegenlied voor een gestorven moeder' juist prachtig en op een volkomen onsentimentele wijze overkomen. De opname-kwaliteit is in de positiefste zin des woords heel direct zonder opdringerig te zijn en doet alle - en daaronder vele niet-vermoede (Bruckner)! - details haarscherp aan het licht treden. Een schitterende productie kortom, met voorbeeldige toelichtingen van Guittart zelf, die mij reikhalzend doet uitzien naar de twee volgende afleveringen met onder meer Schönbergs Pierrot Lunaire, de bewerking door Diderik Wagenaar van Bergs Altenberg-Lieder en een adaptatie van Vorspiel und Liebestod uit Wagners Tristan und Isolde. Doodjammer alleen dat Guittart uit Banff is vertrokken wegens de ook - en zelfs - daar (waar niet? Zo vraagt men zich in vertwijfeling af) in toenemende mate opgeld doende invloed van de waan van de dag als gevolg van nieuw aangetreden beleidsmakers, die niets ophebben met de soort kwaliteit die hier wordt geboden. En wanneer zien we Guittart weer eens voor een (en liefst meer) van onze Nederlandse orkesten? Een domme vraag natuurlijk, want alleen wat van ver komt is immers lekker. Maar de avontuurlijk ingestelde muziekliefhebber blijft hierdoor wel in de kou staan, maar wat hij of zij mist, daar getuigt deze juweel van een cd in alle toonaarden van.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links