CD-recensie

Fischer en Mahler - de nieuwe kleren van de keizer?

 

© Maarten Brandt, augustus 2015

 

Mahler: Symfonie nr. 9 in d

Budapest Festival Orchestra o.l.v. Iván Fischer

Channel Classics CCS SA 36115 76' (sacd)

Opname: nov/dec 2013, Palace of Arts, Budapest

 

Deze beschouwing of, zo u wilt column, heeft niet tot oogmerk de net verschenen recensie van mijn gewaardeerde collega, Siebe Riedstra, van de Negende Mahler onder Fischer te bekritiseren. Met dien verstande, dat hij een van de zeer schaarse uitzonderingen is die een, althans als men goed door de regels heenleest, gereserveerdere toon aanslaat over bovenstaande uitgave dan de overgrote meerderheid van zijn vakbroeders. Want, zo lijkt het wel, over Fischer in het algemeen en zijn thans bij Channel Classics lopende Mahlercyclus in het bijzonder, schrijft men in louter superlatieve bewoordingen. Elke uitgave van deze reeks - de Zevende is de eerstvolgende keer aan de beurt, de nummers drie en acht moeten nog worden opgenomen en wellicht komen ook de Tiende en Das Lied von der Erde nog aan bod - is al bij voorbaat een voltreffer, is de ongeschreven wet bij het huidige muziekscribenten-gilde, met - in ons land - De Volkskrant voorop. Niet voor niets heeft Channel een slagzin uit een van de recensies van voornoemd dagblad gebruikt voor een advertentie in het Engelse platenblad The Gramophone (dat de vertolking van Mahlers laatst voltooide symfonie ook ten zeerste bewierookt) waarin Fischers Mahleronderneming met zoveel woorden tot de meest interessante cyclus ooit wordt uitgeroepen.

Mahler, is alles niet gezegd?
Maar wie, al dan niet gewapend met de partituur, en 'blanco' (dus zonder te weten wie dirigeert) luistert of, beter wellicht, deze Mahlers ondergaat, komt toch tot een totaal andere conclusie. Daarmee wil niet gezegd zijn dat Fischer geen integer musicus is en dat 'zijn' orkest uit Boedapest niet tot de wereldtop behoort. Maar dit is op zich genomen nog geen enkele garantie voor een Mahler die niet alleen beklijft, maar veel belangrijker nog: iets wezenlijks toevoegt aan dat wat wij inmiddels al van deze in alle denkbare windstreken doodgespeelde componist weten. De vraag moet zelfs worden gesteld of alles wat Mahler betreft inmiddels zo langzamerhand niet is gezegd, want de vaststelling dat de concurrentie om het even om welke symfonie het gaat, al sedert jaar en dag moordend is, staat gelijk aan het intrappen van een open deur. Dat er, al dan niet tegen beter weten in, aan de lopende band opnames van individuele symfonieën en cycli blijven verschijnen (vrijwel gelijktijdig met Fischer zagen Negendes onder Chung - DG - Stenz - Oehms - en Elder - label Halle Orchestra - het licht) moet dus eerst en vooral worden toegeschreven aan commerciële beweegredenen en niets anders. De enige artistieke legitimatie Mahler uit te voeren kan mijns inziens dan ook alleen worden gevonden in de noodzaak zijn muziek te ijken met die uit de twintigste en eenentwintigste eeuw. Alleen dan zullen wij - om met John Cage te spreken - in staat zijn met 'gelukkige nieuwe oren' naar Mahler te luisteren. En dat kan alleen in de concertzaal, maar gezien de enorme crisis binnen de symfonische cultuur, waarover u elders op deze site meer kunt lezen, lijkt dit ideaal verder weg dan ooit.

Braaf strijkje
Maar nu terug naar Fischer en diens kijk op Mahlers Negende. Wat horen de meeste critici, met in ons land speciaal die van De Volkskrant, toch in deze uitvoeringen? Toegegeven Fischers vertolkingen van de Eerste en Vierde zijn zeer geslaagd, maar die van de Vijfde, Zesde en ook de Negende allerminst. Zo 'positief' mogelijk geformuleerd kan worden opgemerkt dat Fischer in zijn lezing van laatstgenoemd werk een soort 'anonimiteit' nastreeft en op zoek is naar een klassiek evenwicht dat er - de vierdeligheid van de symfonie ten spijt - niet is. Een 'anonimiteit' die niet zelden in een naar het fantasieloze neigende nuchterheid omslaat. Hoewel sommige intieme passages zeker impact hebben - waarbij te denken valt aan de coda van het openingsdeel en de laatste maten van het adagio - en de door Fischer nagestreefde slankheid in de orkestklank bij vlagen best iets heeft (met mooie doorkijkjes - hoornmotieven - in het tweede deel), met tijdens het ultiem verstilde slot van eerder genoemd adagio een haast vibratoloze sonoriteit van de violen (al gaat hij daarin - gelukkig - niet zo ver als Norrington op Hännsler Profil), levert dat in totaal geen geslaagde en, laat staan: geniale uitvoering op. Zo zijn er teveel overgangen die gespeend zijn van voldoende 'suspense', met als uitkomst een inwisselbare gelijkmatigheid, en als er van iets nadrukkelijk geen sprake is in deze symfonie is het wel dat laatste. In het eerste deel hoort Fischer tot de vlottere uitvoeringen - alleen Bruno Walter in zijn pionierende live-opname uit 1938 (de fonografische primeur - EMI, maar de door Dutton uitgebrachte verdoeking is hogelijk te preferen) is nog een minuut sneller, maar ook - wat heet! - geladener, spannender en weerbarstiger. Een omstandigheid die je opeens doet beseffen waarom Alban Berg zo enorm door deze muziek, en speciaal het eerste deel waarover hij een ontroerende brief schreef aan zijn echtgenote, was gefascineerd (dat Walter verder niets ophad met De Tweede Weense School is dan weer een ander verhaal): je hoort dankzij de door Walter compromisloos en witheet gerealiseerde climaxen de Drei Orchesterstücke er al aankomen! Daarmee vergeleken komen de Boedapesters onder Fischer, ook al wordt er aanzienlijk perfecter gemusiceerd dan destijds door de Weners (Mahlers Negende was toen 'moderne muziek' en dat hoor je; dat maakt de zaak uitgerekend zo ongemeen fascinerend), als een braaf strijkje over. Dat neemt niet weg dat het orkest soms heel gedetailleerd klinkt. Niettemin ontbeert het laag (en met name zowel de volheid als de scherpte daarvan) voldoende substantie en is het dynamische spectrum niet echt breed te noemen. Ronduit irritant komt bovendien de door Fischer voorgestane en uiterst hoekige frasering gedurende de eerste geledingen van het adagio over.

Onafhankelijk oordeel
Over al deze punten leest men in geen enkele andere recensie iets. Het lijkt wel of de meeste critici geen weerstand kunnen bieden aan de druk van de commercie en aanverwante belangen en daarom dus niet tot een onafhankelijk oordeel kunnen of willen komen. Of moet dit alles worden toegeschreven aan het ontbreken van voldoende referentiekader? Want, laten we wel zijn: wie Haitinks destijds (1970) pionierende studiovastlegging (Philips) met het Concertgebouworkest uit de tijd van opnameleider Jaap van Ginneken kent, dan wel de verpletterende lezing door het London Symphony Orchestra onder Solti (en ook een technisch hoogstandje van opnametechnicus John Culshaw), de stoïcijnse en door EMI vereeuwigde Klemperer-uitvoering (New Philharmonia Orchestra) dan wel de onvergetelijke door DG opgetekende live-vertolking uit 1982 onder Von Karajan (met de Berliner Philharmoniker), kan met de beste wil van de wereld niet warmlopen voor wat Fischer en de zijnen hier te berde brengen. En wat te denken van de - helaas niet in het officiële circuit uitgebrachte, want anders had deze zonder ook maar de geringste twijfel een Edison gekregen - superieure uitvoering door de Berliner onder Abbado tijdens het Mahlerfeest 1995 te Amsterdam ? Dat was net zo een 'once in a lifetime event' als dat van Von Karajan in 1982. Sterven in schoonheid, niets minder dan dat!

Rookgordijn
Trouwens, hier houdt het verhaal niet op, want er zijn ook legio regionale orkesten in binnen- en buitenland die een Mahler Negen kunnen neerzetten waarbij je de rillingen over de rug lopen. Een van de best bewaarde geheimen is wat dat betreft de Oostenrijkse dirigent Martin Sieghart, die bij Het Gelders Orkest menige Mahler-symfonie heeft geleid en daaronder ook tot tweemaal toe de Negende in een weergave die gerust exemplarisch mag heten, en welke qua emotionele zeggingskracht die van Fischer totaal doet verbleken. En over live gesproken, via YouTube kan men een uitvoering van de Vijfde Mahler met de Wiener Philharmoniker uit 1980 (vastgelegd tijdens de Salzburger Festspiele van dat jaar) onder Abbado beluisteren, die door roeien en ruiten gaat. Zeker, er zijn onvolkomenheden als bijvoorbeeld een net niet perfect gestemde harp in het adagietto, maar wat geeft het? Want - bij alle matige geluidskwaliteit - komt de 'boodschap' van Mahlers muziek zo direct en compromisloos over dat het hart zonder omwegen wordt geraakt. Wat tenslotte tot de vraag leidt of al die fraaie opname-foefjes als superaudio, surround en wat al niet in het geval van Fischer (zijn opname van de Vijfde - klik hier voor de bespreking - was ook al een barre teleurstelling) niet als rookgordijn fungeren voor de werkelijkheid dat we hier met de 'nieuwe kleren van de Keizer' te maken hebben. Een rookgordijn waardoor de in deze kwestie - om een historisch beladen term te gebruiken - bedenkelijk 'gelijkgeschakelde' muziekpers niet vermag heen te luisteren.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links