CD-recensie

 

© Maarten Brandt, april 2012

 

 

Mahler: Symfonie nr. 7 in e

Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum

GSMN-001 • 73' • (mono)

Opgenomen van een rechtstreekse radio-uitzending vanuit de Grote Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam op 4 juni 1958
(zie voor verdere details de tekst hieronder)


We schrijven 4 juni 1958 op welke gedenkwaardige dag in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw het toen nog niet van het predicaat ‘Koninklijk’ voorziene Concertgebouworkest acte de présence gaf met een hemelbestormende uitvoering van Mahlers Zevende symfonie onder supervisie van zijn toenmalige chef-dirigent Eduard van Beinum. Een historische gebeurtenis van het eerste uur die werd bekroond door de uitreiking aan de dirigent van de Eremedaille van de Internationale Gustav Mahler-Geselschaft door de destijds bekende voorzitter en musicoloog van deze instelling, Erwin Ratz, onder meer bekend vanwege de eerste tekstkritische uitgave van Mahlers klinkende nalatenschap. Let wel, Mahlers Zevende mag nu dan redelijk bekend zijn, destijds was dat met diens meest bonte symfonie allerminst het geval. We hebben het dan over een werk dat in 1958 nog allesbehalve tot het courante repertoire behoorde en in 1934 voor het laatst in de Amsterdamse muziektempel was te horen toen Willem Mengelberg de symfonie met het Concertgebouworkest tot leven wekte. Dat was pas de derde uitvoering door dit ensemble, dat het werk voordien slechts tijdens het Mahlerfeest in 1920 en onder Mahler zelf (Nederlandse première) ten gehore had gebracht, om precies te zijn op 2 oktober 1909. Deze belangrijke feiten worden niet vermeld in het begeleidende boekje en al evenmin wordt men daarin iets wijzer gemaakt over de herkomst van de geluidsbron waarop de opname in kwestie is gebaseerd. In een tijd als de onze waarbij elke cd vergezeld gaat van een uitvoerige documentatie betreffende de locatie, de opnamegegevens en wat dies meer zij is dat een substantiële tekortkoming, zeker bij zo’n belangrijk historisch document als het onderhavige.

Hoewel het concert van 4 juni 1958 is uitgezonden is de bandopname daarna – onbegrijpelijk maar waar – meteen weggegooid. Gelukkig heeft Herman Nieman, de voormalige secretaris van de Nederlandse afdeling van de Internationale Gustav Mahler Geselschaft (nu Gustav Mahler Stichting Nederland geheten), de uitzending opgenomen en op een gewone en eertijds in zwang zijnde bekende Revox spoelenrecorder vastgelegd, en dat middels slechts een bij het radiotoestel opgestelde microfoon. De uitzending in kwestie werd uitgestraald via de AM-middengolf, want de pas vanaf in de loop van de jaren zestig in zwang komende FM bestond toen nog niet.

Dankzij Gideon Relyveld, de beheerder van het geluidsarchief van de Stichting, is het tot onderhavige cd-uitgave gekomen. Helaas was de bandopname niet zonder meer bruikbaar. Niet alleen bleek deze op een verkeerde wijze om een spoel te zijn gewikkeld, ook waren er – mede door de tand des tijds – andere beschadigingen opgetreden. Met medewerking van een van de voormalige geluidstechnici van de Nederlandse Concertzender, Willem Bannink, werd de band gerestaureerd en op cd over

gezet, waarbij Relyveld de editing voor zijn rekening nam. Vervolgens is dit geheel door Walter Knoeff opnieuw geremastered en in die vorm is de zaak nu op deze spraakmakende cd overgezet en door de Nederlandse Gustav Mahler Stichting in omloop gebracht.

Tweede natuur
Natuurlijk bleek het niet mogelijk alle technische onvolkomenheden weg te werken. Het meest opvallende is het ontbreken van de eerste maten in de finale (bij de inleidende en van het opschrift ‘mit Bravour’ voorziene paukensolo) en de soms duidelijk waarneembare bromgeluiden (vooral bij het begin van de Erste Nachtmusik), maar het vreemde is dat de vertolking van Van Beinum zo ongemeen spannend is dat die bezwaren er relatief weinig toe doen. Want de leden van het Concertgebouworkest spelen alsof hun leven er van afhangt. Ze doen alles voor Van Beinum, die deze partituur verklankt op een manier alsof dit stuk al sinds jaar en dag tot het vaste repertoire van het orkest behoort, zo tot een tweede natuur is het allemaal geworden van wat we hier horen. Hoe nieuw de noten voor tal van orkestmusici uit die dagen ook moeten zijn geweest, ze beheersen ze niet alleen tot op de kleinste vierkante millimeter, maar overzien tevens het totaalbeeld en verstaan daarbij op en top de kunst het spannende en weerbarstige ‘verhaal’ van deze symfonie, een imposant parcours van duisternis naar licht, voor het voetlicht te krijgen. Zeker, een enkele maal vliegt men wel eens uit de bocht, maar altijd zo dat het past in het scherp geslepen en op het expressionisme van Schönberg en Berg vooruitlopende vocabulaire van deze muziek. En dan te bedenken dat de erfenis van de De Tweede Weense School destijds hoogst zelden bij het Concertgebouworkest op de lessenaars prijkte. Neem Bergs Drei Orchesterstucke, die pas in 1961 door dit gezelschap onder leiding van Hans Rosbaud voor het eerst in ons land werden gespeeld. En de naam Rosbaud noem ik niet zomaar. Naast Hermann Scherchen was hij niet alleen een fervent voorvechter van de avant-garde maar bovendien ook een van de weinige dirigenten ter wereld die de Zevende van Mahler op zijn repertoire had.

 
 
Eduard van Beinum

Fenomenale greep
Objectief gezien tekent Van Beinum voor soms extreem snelle tempi, vooral in het ‘Schattenhaft’ gedoopte scherzo, de Zweite Nachtmusik en de finale (met – het applaus niet meegerekend – een speelduur van om en nabij een kwartier een absoluut record!). Toch komt het totaal op de luisteraar nergens ook maar een seconde gehaast over. Daarvoor ademt het geheel teveel (alleen al de schitterende rubati in de lyrische doorwerking van het eerste deel zijn een lust voor het oor). Door Van Beinums vermogen de grote lijnen genadeloos door te trekken en toch alle details perfect te profileren wordt het tijdsbewustzijn gaandeweg volledig uitgeschakeld. Trouwens over details gesproken, het feit dat het klankbeeld in het complexe eerste deel ondanks de gebrekkige weergavetechniek, tot op het bot transparant blijft – de vele fraaie en soms ultiem aangescherpte contrasten tussen de veelal door de houtblazers gearticuleerde tussenstemmen incluis – zegt iets over Van Beinums fenomenale greep op de materie. Je vraagt je alleen af hoe de oorspronkelijke band (en daarvan dan de verdoeking op cd) zou hebben geklonken. Dat zullen we dus nooit weten. Maar laten we Willem Bannink en Gideon Relyveld in ieder geval dankbaar zijn voor hun uithoudings- en doorzettingsvermogen, want zoveel is duidelijk: deze Zevende Mahler is niet alleen een aanwinst voor de Van Beinum-discografie maar behoort tevens tot de absolute topuitvoeringen van deze symfonie.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links