CD-recensie

 

© Maarten Brandt, juni 2010

 

 

Mahler: Symfonie nr. 2 in c (Auferstehung).

Natalie Dessay (sopraan), Alice Coote (mezzosopraan), Orféon Donostiarra en hr Sinfonieorchester - Frankfurt Radio Symphony Orchestra o.l.v. Paavo Järvi.

Virgin Classics 694586 0 6 • 85' • (2 cd's)

 


Is er nog plaats voor een nieuwe opname van Mahlers Opstandingssymfonie in een discografie die inmiddels alle perken te buiten gaat? Een discografie waarin niet alles goud is wat er blinkt, maar die toch een groot aantal referentieopnames telt die er niet om liegen, zoals die onder wijlen Bruno Walter (Sony) en Otto Klemperer (bedoeld wordt hier de studioopname van EMI), maar ook uiteraard de eerste registratie onder Bernard Haitink (Philips) waarin Aafje Heynis en Elly Ameling de vocale coryfeeën zijn. En uiteraard mag de eerste Decca-vastlegging onder Georg Solti (met het London Symphony Orchestra) hier niet onvermeld blijven. Sfeermatig is bovendien ook de lezing onder Giuseppe Sinopoli (DG) er een om niet te versmaden, zonder meer het hoogtepunt van zijn verder matig ontvangen Mahlercyclus. Van de nieuwere uitvoeringen is het vooral die van Claudio Abbado en het Luzerner Festivalorchester (DG) die zeer hoge ogen gooit, maar ik geef toe, het noemen van slechts deze uitgaven is vanzelfsprekend zelfs ook maar bij benadering niet volledig.

Het Frankfurt Radio Symphony Orchestra heeft een grote naam te verliezen als het om het cultiveren van Mahlers symfonische oeuvre gaat. In de jaren tachtig van de vorige eeuw nam men immers onder Eliuha Inbal, een van hun vorige chef-dirigenten, alle tien symfonieën en Das Lied von der Erde voor Denon (de cyclus werd door Brilliant Classics opnieuw en tegen een zeer zacht prijsje in omloop gebracht) op. Opnames die vooral ook vanwege hun hoge en natuurlijke geluidskwaliteit terecht alom de loftrompet oogstten en waarbij er met slechts twee zaalmicrofoons werd gewerkt in plaats van met de ook toen reeds in veel gevallen kolossale overdaad aan microfoons, met als gevolg een virtueel perspectief dat in de verste verte niet correspondeert met de werkelijkheid die men in de zaal ervaart.

Het eerste wat bij de - in de Alte Oper te Frankfurt opgetekende - weergave onder Järvi opvalt is opnieuw de enorme mate van natuurlijkheid. Men waant zich echt in de concertzaal, alles ademt een weldadig atmosferisch aureool, alsof men echt 'loge' zit met een perfecte kijk op koor, solisten, orkest en dirigent. En dat bedoel ik als het grootst mogelijke compliment. Waren alle opnames van het grote symfonische repertoire maar zo! Daarbij, het geheel heeft ook een hoog 'plafond', zodat er, zelfs tijdens de meest extreme fortissimi nog reserve over is, en dat maakt het luisteren naar een geladen partituur als deze bijzonder aangenaam. De wijds- en ruimtelijkheid van het opnamebeeld heeft nergens in het nadeel van transparantie en helderheid gewerkt, integendeel. De talloze geraffineerde details van het nerveuze en op het Wunderhornlied Des Antonius von Padua Fischpredigt gebaseerde derde deel bij voorbeeld, heb ik zelden zo gaaf doortekend en rijk aan reliëf gehoord als via deze cd-productie. Toch betekent die veelkleurigheid aan details geenszins dat de grote lijnen er aan moeten geloven, allesbehalve zelfs, en daarin lijkt Järvi op de Haitink van weleer. Hij jakkert niet van climax naar climax, maar legt de nadruk op het onafwendbare van het traject als zodanig zodat het 'point of no return' bijna onmerkbaar wordt bereikt en de dramaturgie van het betoog met terugwerkende kracht duidelijk wordt in plaats van dat die door effectbejag te vroeg in de kiem wordt gesmoord. Hierin past ook het betrekkelijke langzame (maar zeker niet slepend overkomende) tempo in het openingsdeel. Het Spaanse koor Orféon Donostiarra, waarover in het boekje evenals over de beide solistes en de dirigent met geen woord wordt gerept, legt een grote homogeniteit aan de dag, niet in de laatste plaats ook tijdens het geheimzinnige pianissimo van hun aanhef in de finale. Zowel Coote als Dessay imponeren ten zeerste, zowel in samenspraak met het koor als tijdens de solistische passages. De vertolking van Urlicht door eerstgenoemde getuigt van een immense doorleefdheid en sensitiviteit, mede ook door de gevoelvolle orkestrale omlijsting van Järvi en de zijnen. Zowel voor de doorwinterde liefhebbers als voor hen die met een Mahlerdiscotheek willen beginnen en op zoek zijn naar een moderne opname volgens de beste maatstaven van dit moment, een geduchte aanrader.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links