CD-recensie
© Maarten Brandt, februari 2009 |
||||||
Henze: Symfonie nr. 7 - nr. 8. Rundfunk Sinfonie-Orchester Berlin o.l.v. Marek Janowski. Wergo 6721 2 • 60' •
Beetje bij beetje raken de symfonieën van de Duitse in Italië woonachtige componist Hans Werner Henze (1926) beter in de cd-catalogus vertegenwoordigd. Allereerst zijn er natuurlijk de opnamen uit de jaren zestig van de vorige eeuw die de maker zelf vervaardigde van de symfonieën 1 tot en met 6 met respectievelijk de Berliner Philharmoniker en het London Symphony Orchestra (DG). Daarnaast tekenden Simon Rattle en het City of Birmingham Symphony Orchestra in 1992 voor de fonografische primeur van de voor het eeuwfeest van de Berliner Philharmoniker geschreven monumentale Zevende symfonie, die een jaar later door EMI werd uitgebracht. Markus Stenz en het Gürzenich Orchester van Keulen namen recent voor Phoenix Edition de Achtste symfonie voor het eerst op, een uitgave waarop ik te zijner tijd nog zal terugkomen. EMI liet de vuurdoop van de Negende symfonie voor koor en orkest door de Berliner Philharmoniker onder supervisie van Ingo Metzmacher op 11 september 1997 vastleggen. Van de aan Rattle en zijn toenmalige orkest van Birmingham opgedragen Tiende symfonie maakte het Orchestre Nationale de Montpellier onder leiding van Friedemann Layer in 2004 een opname voor het label Accord. De Zevende symfonie is het meest opgenomen, en wel in totaal drie maal, want behalve Rattle en de hierboven genoemde Janowski ontfermden tevens het SWR Sinfonieorchester Baden-Baden/Freiburg en hun dirigent Sylvain Cambreling zich over dit werk (Hänssler). Geen van de zojuist gesignaleerde dirigenten heeft echter een complete cyclus opgenomen. De eerste die dat wel doet is Marek Janowski die met het Berlijnse Radio-orkest alle tien symfonieën van de meester voor het Wergo-label zal vereeuwigen, dat in de afgelopen decennia menige andere compositie van Henze het licht heeft doen zien, waaronder bijvoorbeeld de opera The English Cat, de complete strijkkwartetten en diverse losse orkestrale, concertante en vocale composities.
Het feit dat ik over de eerste aflevering in de Henze-reeks gemengd ben wil niet zeggen dat er geen reden is deze uitgave met dankbaarheid te begroeten. Vooral vanwege de sublieme vertolking van de door Shakespeare's Midsummernightsdream geïnspireerde Achtste symfonie, die tot de onbekommerdste werken van Henze mag worden gerekend en waarin de lyriek de alfa en omega vormt. Bijzonder is dat de finale van dit driedelige stuk het eerst werd gecomponeerd en dat de daarin aangedragen thema's in de delen 1 en 2 de spil vormen van uitgekiende variaties. Hoewel Henze er nooit een geheim van heeft gemaakt niets op te hebben met het systeemdenken van met name de Darmstadt-school, doet men de realiteit hevig geweld aan door te beweren dat Henze's eigen muziek daarom simpel zou zijn. Hoewel niet in formele zin serieel speelt de - vrije - omgang met twaalftoons- en aanverwante reeksen soms een duidelijke rol in zijn componeren. Met Berg deelt hij bovendien het bij uitstek gelaagde van het betoog, dat zeer veelkleurig is, beurtelings bont en weelderig en in ieder geval lichtjaren ver is verwijderd van onverschillig welk eendimensionaal postmodernisme en nieuwe eenvoud. Henze is en blijft onbetwist een erflater van de grote traditie die van Beethoven, via Mahler tot ver in onze tijd reikt en die wars is van om het even welke modieuze tendensen. Dat blijkt allemaal zonneklaar uit deze Achtste symfonie, waarvan het middendeel niet alleen een treffende belichaming lijkt van een nadrukkelijk tot de verbeelding sprekende choreografie maar dat daarenboven een virtuositeit en brille vertoont die Henze tot een haast eigentijdse pendant van Mendelssohn maken, zij het dan natuurlijk een expressionistische Mendelssohn. Over de uitvoering van de zowel op de poëzie als het leven van de dichter Friedrich Hölderlin gebaseerde Zevende symfonie, met de Vijfde en de Negende de meest dramatische en ongenaakbare van het tiental, ben ik minder te spreken. De problemen waarvoor een dirigent zich bij een verklanking van een stuk als dit ziet geplaatst zijn vergelijkbaar met die van Bergs Drei Orchesterstücke. Henze deelt met zijn grote voorbeeld niet alleen de kolossale structuurdichtheid maar tevens het gebruik van de aanduidingen Haupt- en Nebenstimme. Janowski heeft hoorbaar duidelijke keuzes gemaakt, wat hem op zich genomen siert, maar het resultaat is een benadering die dermate analytisch is geworden, dat noch de dionysische roes waar het eerste deel ('Tanz') het van moet hebben als de handenwringende tragiek van het langzame deel en de finale uit de verf komen. Resultaat, men hoort dan wel meer dan bij Rattle en Cambreling, maar het geheel mist elke opwinding, ontbeert de duistere extatische gloed waarmee Janowski's Britse collega de noten weet te bezielen. Henze zelf heeft na de première van deze symfonie opgebiecht dat er tot op dat moment geen orkestraal werk van zijn hand was waarin dermate beklemmende en verscheurende emoties zijn verbeeld als in deze symfonie, een werk dat qua dramatische inhoud hooguit nog is geëvenaard door de Negende symfonie. Maar aan de hand van deze weergave zou je daar niet meteen opkomen. Met de opname is verder iets merkwaardigs. Aan de ene kant klinkt het allemaal heel opengewerkt, maar de dynamiek is toch vaak slap, zeker ook waar dit het slagwerk betreft. Het eigenaardige is dan weer dat deze bezwaren in het geval van de Achtste symfonie juist niet aan de orde zijn, maar dat valt wellicht deels toe te schrijven aan de belangrijk kleinere - zeker in verhouding tot de Zevende - orkestbezetting. Samenvattend: een schitterende Achtste (en dat is reden genoeg om het vervolg van Janowski's Henze-odyssee in de gaten te blijven houden) en een matig geslaagde Zevende. Tenslotte is het niveau van het begeleidende boekje zoals we dit sedert jaar en dag van Wergo zijn gewend: degelijk, informatief en buitengewoon interessant. index | ||||||