Karl Amadeus Hartmann (1905-1963)
und das Streichquartett
Strijkkwartet nr. 1 (Carillon) - Strijkkwartet nr. 2 - 'Kleines Konzert' voor strijkkwartet en slagwerk - 'Kammerkonzert' voor klarinet, strijkkwartet en strijkorkest
+ Karl Amadeus Hartmann over zichzelf; Ulrich Dibelius in gesprek met Elisabeth Hartmann en Mirjam Wiesemann in gesprek met Richard Hartmann.
DoelenKwartet, Wilbert Grotenboer (slagwerk), Arjan Woudenberg (klarinet) en
Sinfonia Rotterdam o.l.v. Conrad van Alphen.
Cybele KiG 001 (3 sacd's)
www.cybele.de
Het is op deze site al meer
dan eens gesignaleerd, het label Cybele is een geduchte aanwinst in
het cd-landschap. Een label dat de mogelijkheden van het medium optimaal
uitbuit. Niet alleen door middel van door de bank genomen fraaie tot
exemplarisch mooie opnamen, ook en vooral door bij iedere uitgave een
documentatie te voegen waarbij menige cd-firma het nakijken heeft. Overal
straalt de liefde voor het product er van af. Een liefde die niet uit
goedkope commerciële drijfveren voortkomt, maar een intense betrokkenheid
bij de artistiek inhoudelijke kant van de zaak, die dan ook overal het
primaat heeft. Een voorbeeld ter navolging dus.
Bij de van een ietwat prozaïsche titel voorziene "Karl Amadeus Hartmann
und das Streichquartett" set is het niet anders. Want deze verzameling
van drie cd's omvat belangrijk meer dan dat. Zij markeert het begin
van een reeks portretten - Künstler im Gespräch - van componisten
uit de twintigste (en, wie weet, op den duur eenentwintigste) eeuw waarin
de betreffende persoonlijkheid niet alleen aan de hand van diens muziek,
maar tevens bij machte van zijn eigen stem en die van tijdgenoten dan
wel familieleden en last but not least, een doorwrochte documentatie
aan het woord komt. Op een wijze waarop niet slechts het beeld van het
tijdsgewricht waarin de componist in kwestie leefde wordt belicht, maar
tevens diens privéomstandigheden.
Onkreukbare persoonlijkheid
Dat de eerste keus van deze hopelijk snel uit te breiden reeks op
de onverdachte Duitser Karl Amadeus Hartmann (1905-1963) is komen te
vallen, mag meteen een voltreffer heten. Want als er iemand is wiens
muziek zowel door de geest van de tijd is gevormd als ook deze door
haar onmiskenbare kwaliteiten ontstijgt, is het wel die van deze in
de meest omvattende zin van het woord onkreukbare persoonlijkheid. Aan
de balk mag bovendien dat ons land een niet onbelangrijk aandeel in
het geheel heeft, een land dat van origine nu niet bepaald een natie
is met een Hartmann-cultuur, ook al heeft Ingo Metzmacher bij zowel
het Koninklijk Concertgebouw, het Rotterdams Philharmonisch als het
Radio Filharmonisch Orkest missiewerk verricht door spraakmakende uitvoeringen
van zijn Derde, Zesde en Zevende symfonie. En, over Rotterdam gesproken,
heel bijzonder is dat het muzikale aandeel van deze collectie hier vandaan
komt. Immers, zowel het DoelenKwartet als het Rotterdams Kamerorkest
(hier dus Sinfonia Rotterdam genoemd) onder leiding van de Zuid-Afrikaanse
dirigent Conrad van Alphen (klik
hier) zijn daar gevestigd. Een stad die onder meer door het beruchte
bombardement enorm onder de Naziterreur, waar Hartmann zich van meet
af aan en in alle toonaarden tegen te weer stelde, heeft geleden.
Verwijzingen
Om te beginnen is het muzikaal gebodene op deze cd's van het hoogst
denkbare niveau. Neem de beide strijkkwartetten (resp. 1933 en 1946),
waarvan ook enkele andere opnamen bestaan, zoals de registratie van
het Pellegrini Quartett (CPO) die in vergelijking met wat het DoelenKwartet
hier laat horen toch wel verbleekt. Ook door de veelal te slepende tempi,
en een overmatig gebruik van portamenti, waardoor de muziek van Hartmann
iets sentimenteels krijgt. En bij alle dramatiek welke Hartmanns klanktaal
typeert, sentimentaliteit is er juist ver in te zoeken. Dat hebben de
leden van het DoelenKwartet - Frank de Groot en Maartje Kraan (viool),
Karin Dolman (altviool) en Hans Woudenberg (cello) - haarscherp aangevoeld.
Het bijzondere van de beide kwartetten is dat zij binnen het oeuvre
van de componist bepaald niet op zichzelf staan, integendeel. Het wemelt
in deze werken van al dan niet letterlijke verwijzingen naar orkestrale
composities die Hartmann gedurende zijn voor de volle 100 procent "Innere
Immigration" schreef, zoals de Sinfonia Tragica (1943) en de
Symphonie Klagegesang (1945) waarvan elementen nadien, behalve
in de kwartetten, in de Derde symfonie (1949) terecht zijn gekomen.
En niet alleen dat, ook bestaan er verwantschappen met elementen uit
de Vierde symfonie voor strijkers (1948) en sterker nog, klinkt
in het openingsdeel van het Tweede strijkkwartet reeds een letterlijke
voorafschaduwing van de 'Cantilene' uit het eerste deel van de Achtste
symfonie (1962).
Politieke statements
Alsof dit allemaal nog niet genoeg is bevatten deze stukken tal van
toespelingen op en citaten van - men leze er de voortreffelijke analyses
van Hanns Werner Heister in de begeleidende (en van verschillende, deels
unieke foto's, voorziene) documentatie maar op na - Jiddische
melodieën, communistische liederen als ook reminiscenties aan de door
Hartmann zozeer geliefde muziek van Alban Berg en Zoltán Kodály. Het
merkwaardige en tegelijkertijd geniale van deze zowel directe als indirecte
ontleningen is dat ze niet of nauwelijks als zodanig opvallen, versmolten
als ze zijn met Hartmanns tot op het bot consistente stijlgemiddelde.
Die maakt deze composities dan ook mede tot klinkende politieke statements
in de zin van dat ze een pleidooi zijn voor een samenleving waarin al
deze elementen op een evenwichtige wijze zijn geïntegreerd, een vrije,
socio-liberale samenleving kortom, waarin voor elke overtuiging en iedere
bevolkingsgroep een plaats is. Een destijds, maar ook helaas anno nu,
zeer actueel probleem.
Fonografische primeur
De samenstellers hebben het begrip strijkkwartet gelukkig ruim opgevat,
want niet alleen bevat deze verzameling het fraaie Kammerkonzert
voor klarinet, strijkkwartet en strijkorkest (1935) maar ook
de fonografische primeur van het fascinerende Kleines Konzert
voor strijkkwartet en slagwerk (1932). In beide werken experimenteert
Hartmann, althans naar formele maatstaven geredeneerd, met het concerto
grosso principe door op allerhande manieren het individu dan wel een
enkele individuen te laten inter-acteren met de groep. Anders dan men
op grond hiervan zou verwachten leidt dit nergens tot het sjabloonachtige
neoklassicisme dat in die jaren - en niet alleen bij de minste componisten,
men denke aan Hindemith! - furore maakte. In het Kleines Konzert
wordt men bij herhaling herinnerd aan bijvoorbeeld Bartóks Sonate voor
twee piano's en slagwerk (1937), met dien verstande dat dit baanbrekende
werk toen nog vijf jaar op zich zou laten wachten. Hartmann was zijn
tijd dus ver vooruit! Overigens, het experimenteren met verworvenheden
uit de barok zou Hartmann tot zijn laatste snik blijven doen, dit tot
en met zijn Achtste symfonie. Vormen die niet zozeer als bindmiddelen,
maar als kanalisering voor een niet zelden witheet aanlopende expressie
dienen. En in de langzame geledingen van deze curieuze maar hoogst boeiende
en aansprekende werken klinkt ons reeds de grandeur van de grootse adagio's
uit de latere symfonieën tegemoet.
Eruditie
Maar, bij alle bewondering voor de superieure uitvoeringen - Sinfonia
Rotterdam is een kamerorkest waarvan we nog heel veel mogen verwachten,
wat mutatis mutandis tevens voor Conrad van Alphen opgaat, wiens naam
nog veel te weinig zichtbaar is bij de symfonieorkesten in den lande
- zijn het natuurlijk de extra's die deze set tot een must maken. Het
is alleen al een sensatie de stem van Hartmann zelf te kunnen horen.
De opname dateert uit het eind van zijn leven toen hij al behoorlijk
ziek moet zijn geweest (hij stierf aan kanker). Maar daarvan is niets
hoorbaar. Wat uit Hartmanns stem naar voren komt is een kolossale gedrevenheid
in combinatie met een zeldzame eruditie. De wijze waarop hij niet alleen
de relatie tussen muziek en politiek weet te leggen is heel inzichtelijk,
en dat geldt eens te meer voor de verbindingen die hij in staat is te
maken tussen stukken waarvan men dat niet een, twee, drie zou verwachten.
Zoals bijvoorbeeld tussen de 'Wolfsschlucht-scene' uit Von Weber's Der
Freischütz en Berg's muziekdrama Wozzeck.
Humaniora
Uit de gesprekken met Hartmanns echtgenote Elisabeth, die in de finale
van zijn Tweede strijkkwartet van een klinkend acrostichon is voorzien,
en zijn zoon Richard komt de flamboyante persoonlijkheid van deze tot
in de diepste poriën bewogen kunstenaar imposant naar voren. Ook natuurlijk
zijn tomeloze inzet -onder meer tijdens zijn bevlogen leiderschap van
het Musica Viva-festival te München (klik
hier)- voor zijn componerende collega's met aan de andere
kant een veelal (te) bescheiden opstelling als het zijn eigen werk betrof.
Vanzelfsprekend komt het nazi-bewind uitvoerig ter sprake, hoe hij het
opnam voor de outcast, en vooral hoe hij eerst zijn heil verwachtte
te vinden bij socialisme en communisme. Om er vervolgens achter te komen
hoe ook die revolutie haar eigen kinderen opat, getuige een ommekeer
in Hartmanns denken ten gevolge van de implicaties van de Koude Oorlog.
Maar een links-liberale super-erudiete persoonlijkheid is Hartmann tot
zijn laatste ademtocht gebleven. Daar heeft ook zijn zoon Richard, van
begin af aan een fel anticommunist, zoals hij ruiterlijk toegeeft, niets
aan kunnen veranderen. En dat heeft in de familie ongetwijfeld tot verhitte
discussies geleid. Een ander element wat uit de gesprekken zonneklaar
blijkt, is de universaliteit van Hartmanns oriëntatie. Hij had met beeldende
kunst, architectuur en literatuur evenveel op als met muziek, was dus
de humaniora in de meest omvattende zin van dat begrip hartstochtelijk
toegedaan. Daarvan getuigde Hartmann zijn hele leven lang in toon, woord,
geschrift en artistiek beleid, een omstandigheid waarvan deze luisterrijke
uitgave het zowel letterlijk als figuurlijk sprekende bewijs levert.