CD-recensie

 

© Maarten Brandt, november 2009

 

 

Karl Amadeus Hartmann (1905-1963)
und das Streichquartett

Strijkkwartet nr. 1 (Carillon) - Strijkkwartet nr. 2 - 'Kleines Konzert' voor strijkkwartet en slagwerk - 'Kammerkonzert' voor klarinet, strijkkwartet en strijkorkest

+ Karl Amadeus Hartmann over zichzelf; Ulrich Dibelius in gesprek met Elisabeth Hartmann en Mirjam Wiesemann in gesprek met Richard Hartmann.

DoelenKwartet, Wilbert Grotenboer (slagwerk), Arjan Woudenberg (klarinet) en
Sinfonia Rotterdam o.l.v. Conrad van Alphen.

Cybele KiG 001 (3 sacd's)

www.cybele.de


Het is op deze site al meer dan eens gesignaleerd, het label Cybele is een geduchte aanwinst in het cd-landschap. Een label dat de mogelijkheden van het medium optimaal uitbuit. Niet alleen door middel van door de bank genomen fraaie tot exemplarisch mooie opnamen, ook en vooral door bij iedere uitgave een documentatie te voegen waarbij menige cd-firma het nakijken heeft. Overal straalt de liefde voor het product er van af. Een liefde die niet uit goedkope commerciële drijfveren voortkomt, maar een intense betrokkenheid bij de artistiek inhoudelijke kant van de zaak, die dan ook overal het primaat heeft. Een voorbeeld ter navolging dus.

Bij de van een ietwat prozaïsche titel voorziene "Karl Amadeus Hartmann und das Streichquartett" set is het niet anders. Want deze verzameling van drie cd's omvat belangrijk meer dan dat. Zij markeert het begin van een reeks portretten  - Künstler im Gespräch - van componisten uit de twintigste (en, wie weet, op den duur eenentwintigste) eeuw waarin de betreffende persoonlijkheid niet alleen aan de hand van diens muziek, maar tevens bij machte van zijn eigen stem en die van tijdgenoten dan wel familieleden en last but not least, een doorwrochte documentatie aan het woord komt. Op een wijze waarop niet slechts het beeld van het tijdsgewricht waarin de componist in kwestie leefde wordt belicht, maar tevens diens privéomstandigheden.

Onkreukbare persoonlijkheid

Dat de eerste keus van deze hopelijk snel uit te breiden reeks op de onverdachte Duitser Karl Amadeus Hartmann (1905-1963) is komen te vallen, mag meteen een voltreffer heten. Want als er iemand is wiens muziek zowel door de geest van de tijd is gevormd als ook deze door haar onmiskenbare kwaliteiten ontstijgt, is het wel die van deze in de meest omvattende zin van het woord onkreukbare persoonlijkheid. Aan de balk mag bovendien dat ons land een niet onbelangrijk aandeel in het geheel heeft, een land dat van origine nu niet bepaald een natie is met een Hartmann-cultuur, ook al heeft Ingo Metzmacher bij zowel het Koninklijk Concertgebouw, het Rotterdams Philharmonisch als het Radio Filharmonisch Orkest missiewerk verricht door spraakmakende uitvoeringen van zijn Derde, Zesde en Zevende symfonie. En, over Rotterdam gesproken, heel bijzonder is dat het muzikale aandeel van deze collectie hier vandaan komt. Immers,  zowel het DoelenKwartet als het Rotterdams Kamerorkest (hier dus Sinfonia Rotterdam genoemd) onder leiding van de Zuid-Afrikaanse dirigent Conrad van Alphen (klik hier) zijn daar gevestigd. Een stad die onder meer door het beruchte bombardement enorm onder de Naziterreur, waar Hartmann zich van meet af aan en in alle toonaarden tegen te weer stelde, heeft geleden.

Verwijzingen

Om te beginnen is het muzikaal gebodene op deze cd's van het hoogst denkbare niveau. Neem de beide strijkkwartetten (resp. 1933 en 1946), waarvan ook enkele andere opnamen bestaan, zoals de registratie van het Pellegrini Quartett (CPO) die in vergelijking met wat het DoelenKwartet hier laat horen toch wel verbleekt. Ook door de veelal te slepende tempi, en een overmatig gebruik van portamenti, waardoor de muziek van Hartmann iets sentimenteels krijgt. En bij alle dramatiek welke Hartmanns klanktaal typeert, sentimentaliteit is er juist ver in te zoeken. Dat hebben de leden van het DoelenKwartet - Frank de Groot en Maartje Kraan (viool), Karin Dolman (altviool) en Hans Woudenberg (cello) - haarscherp aangevoeld. Het bijzondere van de beide kwartetten is dat zij binnen het oeuvre van de componist bepaald niet op zichzelf staan, integendeel. Het wemelt in deze werken van al dan niet letterlijke verwijzingen naar orkestrale composities die Hartmann gedurende zijn voor de volle 100 procent "Innere Immigration" schreef, zoals de Sinfonia Tragica (1943) en de Symphonie Klagegesang (1945) waarvan elementen nadien, behalve in de kwartetten, in de Derde symfonie (1949) terecht zijn gekomen. En niet alleen dat, ook bestaan er verwantschappen met elementen uit de Vierde symfonie voor strijkers (1948) en sterker nog, klinkt in het openingsdeel van het Tweede strijkkwartet reeds een letterlijke voorafschaduwing van de 'Cantilene' uit het eerste deel van de Achtste symfonie (1962).

Politieke statements

Alsof dit allemaal nog niet genoeg is bevatten deze stukken tal van toespelingen op en citaten van - men leze er de voortreffelijke analyses van Hanns Werner Heister in de begeleidende (en van verschillende, deels unieke foto's, voorziene) documentatie maar op na -  Jiddische melodieën, communistische liederen als ook reminiscenties aan de door Hartmann zozeer geliefde muziek van Alban Berg en Zoltán Kodály. Het merkwaardige en tegelijkertijd geniale van deze zowel directe als indirecte ontleningen is dat ze niet of nauwelijks als zodanig opvallen, versmolten als ze zijn met Hartmanns tot op het bot consistente stijlgemiddelde. Die maakt deze composities dan ook mede tot klinkende politieke statements in de zin van dat ze een pleidooi zijn voor een samenleving waarin al deze elementen op een evenwichtige wijze zijn geïntegreerd, een vrije, socio-liberale samenleving kortom, waarin voor elke overtuiging en iedere bevolkingsgroep een plaats is. Een destijds, maar ook helaas anno nu, zeer actueel probleem.

Fonografische primeur

De samenstellers hebben het begrip strijkkwartet gelukkig ruim opgevat, want niet alleen bevat deze verzameling het fraaie Kammerkonzert voor klarinet, strijkkwartet en strijkorkest (1935) maar ook de fonografische primeur van het fascinerende Kleines Konzert voor strijkkwartet en slagwerk (1932). In beide werken experimenteert Hartmann, althans naar formele maatstaven geredeneerd, met het concerto grosso principe door op allerhande manieren het individu dan wel een enkele individuen te laten inter-acteren met de groep. Anders dan men op grond hiervan zou verwachten leidt dit nergens tot het sjabloonachtige neoklassicisme dat in die jaren - en niet alleen bij de minste componisten, men denke aan Hindemith! - furore maakte. In het Kleines Konzert wordt men bij herhaling herinnerd aan bijvoorbeeld Bartóks Sonate voor twee piano's en slagwerk (1937), met dien verstande dat dit baanbrekende werk toen nog vijf jaar op zich zou laten wachten. Hartmann was zijn tijd dus ver vooruit! Overigens, het experimenteren met verworvenheden uit de barok zou Hartmann tot zijn laatste snik blijven doen, dit tot en met zijn Achtste symfonie. Vormen die niet zozeer als bindmiddelen, maar als kanalisering voor een niet zelden witheet aanlopende expressie dienen. En in de langzame geledingen van deze curieuze maar hoogst boeiende en aansprekende werken klinkt ons reeds de grandeur van de grootse adagio's uit de latere symfonieën tegemoet.

Eruditie

Maar, bij alle bewondering voor de superieure uitvoeringen - Sinfonia Rotterdam is een kamerorkest waarvan we nog heel veel mogen verwachten, wat mutatis mutandis tevens voor Conrad van Alphen opgaat, wiens naam nog veel te weinig zichtbaar is bij de symfonieorkesten in den lande - zijn het natuurlijk de extra's die deze set tot een must maken. Het is alleen al een sensatie de stem van Hartmann zelf te kunnen horen. De opname dateert uit het eind van zijn leven toen hij al behoorlijk ziek moet zijn geweest (hij stierf aan kanker). Maar daarvan is niets hoorbaar. Wat uit Hartmanns stem naar voren komt is een kolossale gedrevenheid in combinatie met een zeldzame eruditie. De wijze waarop hij niet alleen de relatie tussen muziek en politiek weet te leggen is heel inzichtelijk, en dat geldt eens te meer voor de verbindingen die hij in staat is te maken tussen stukken waarvan men dat niet een, twee, drie zou verwachten. Zoals bijvoorbeeld tussen de 'Wolfsschlucht-scene' uit Von Weber's Der Freischütz en Berg's muziekdrama Wozzeck.

Humaniora

Uit de gesprekken met Hartmanns echtgenote Elisabeth, die in de finale van zijn Tweede strijkkwartet van een klinkend acrostichon is voorzien, en zijn zoon Richard komt de flamboyante persoonlijkheid van deze tot in de diepste poriën bewogen kunstenaar imposant naar voren. Ook natuurlijk zijn tomeloze inzet -onder meer tijdens zijn bevlogen leiderschap van het Musica Viva-festival te München (klik hier)-  voor zijn componerende collega's met aan de andere kant een veelal (te) bescheiden opstelling als het zijn eigen werk betrof. Vanzelfsprekend komt het nazi-bewind uitvoerig ter sprake, hoe hij het opnam voor de outcast, en vooral hoe hij eerst zijn heil verwachtte te vinden bij socialisme en communisme. Om er vervolgens achter te komen hoe ook die revolutie haar eigen kinderen opat, getuige een ommekeer in Hartmanns denken ten gevolge van de implicaties van de Koude Oorlog. Maar een links-liberale super-erudiete persoonlijkheid is Hartmann tot zijn laatste ademtocht gebleven. Daar heeft ook zijn zoon Richard, van begin af aan een fel anticommunist, zoals hij ruiterlijk toegeeft, niets aan kunnen veranderen. En dat heeft in de familie ongetwijfeld tot verhitte discussies geleid. Een ander element wat uit de gesprekken zonneklaar blijkt, is de universaliteit van Hartmanns oriëntatie. Hij had met beeldende kunst, architectuur en literatuur evenveel op als met muziek, was dus de humaniora in de meest omvattende zin van dat begrip hartstochtelijk toegedaan. Daarvan getuigde Hartmann zijn hele leven lang in toon, woord, geschrift en artistiek beleid, een omstandigheid waarvan deze luisterrijke uitgave het zowel letterlijk als figuurlijk sprekende bewijs levert.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links