CD & DVD-recensie
© Maarten Brandt, november 2019 |
Eerst leek het erop dat bovenstaande registraties naar aanleiding van het Gatti-drama (waarover u elders op deze site voldoende kunt lezen) niet zouden verschijnen, maar uiteindelijk is besloten de releases in kwestie toch het licht te doen zien. En dat is iets om dankbaar voor te zijn, aangezien deze producties de sterkere kanten van deze dirigent in een helder licht plaatsen. Want zoveel is zeker, de verrichtingen van de Italiaanse maestro waren nogal eens van wisselend gehalte. De eerlijkheid gebiedt dan ook te zeggen dat ik met gemengde gevoelens aan het beluisteren van deze uitgaven ben begonnen. Maar deze verdwenen al snel gelijk sneeuw voor de zon. De Negende van Bruckner is - zacht uitgedrukt - intens beproefd repertoire (niet in de laatste plaats ook van het KCO) en het wemelt van de indrukwekkende vertolkingen van deze - ook zonder finale - als 'opus ultimum' overkomende symfonie van de meester uit Ansfelden. Gatti zet een warmbloedige, sonore en bij vlagen majestueuze vertolking neer die de fletse verklanking onder de baton van zijn voorganger Mariss Jansons voor hetzelfde label meteen doet vergeten. Het klankbeeld is aangenaam warm (hoewel dat tijdens een enkele luide passage iets aan scherpte inboet), de dynamiek komt verzadigd uit de luidsprekers en er is voldoende 'suspense' om de aandacht gevangen te houden. In de regel ben ik geen groot voorstander van de opeenvolging van nabij gelegen toonsoorten, hier die van D-groot (slot Karfreitagszauber) en d-klein (aanhef Negende Bruckner), maar in dit geval sorteerde het een prachtig dramaturgisch effect! Ook uit een ander oogpunt is de combinatie van beide werken een zinvolle. Immers, het graalmotief uit Wagners 'Bühneweihefestspiel' is een ondubbelzinnig onderdeel van het uitgebalanceerde eerste thema waarmee het adagio uit Bruckners zwanenzang begint. De zwaarte van de accenten in het hoofdthema van het scherzo zal wellicht niet een ieders 'cup of tea' zijn, maar het contrast met het trio vol 'verkeerde' mendelssohniaanse wendingen, wordt er op een fascinerende manier door aangescherpt. Ook in de hoekdelen wordt men getrakteerd op bloedstollend mooie momenten, zoals de climax vlak voor de coda waarin al een voorschot wordt genomen op het 'clusterakkoord' van het adagio, dat op zijn beurt door Gatti en zijn fameuze orkest al even verpletterend voor het voetlicht wordt gebracht. Alleen de coda van laatstgenoemd deel had ik me wat vergeestelijkter kunnen voorstellen, maar dat is misschien mede een kwestie van smaak. Hoe dan ook moet Gatti daar in Haitink (vooral zijn LSO Live opname), Wand (Warner, EMI en RCA), Abbado (Accentus) en Celibidache (EMI) beslist zijn meerderen erkennen. Consensus? Hoezo consensus?! Misschien dat die bij het KCO een voldongen feit is, maar de werkelijkheid is - om het zo mild mogelijk te verwoorden - wel even een pietsje anders. Bruckner had de zaak namelijk zo goed als gereed en het nog ontbrekende bleek uit het voor minstens 95 procent aanwezige materiaal perfect te kunnen worden afgeleid, zoals Ben Cohrs en zijn drie kompanen zonneklaar hebben weten aan te tonen in hun voorbeeldig geslaagde reconstructie van het geheel. Verder had wel even vermeld mogen worden welke versie hier wordt gespeeld (vermoedelijk Nowak). Hoe respectabel de Bruckner-opname ook is, het geluid van de dvd met Mahlers meest populaire symfonieën bezit net de weldadige scherpte die men bij vlagen in eerdergenoemde vastlegging enigszins mist. Van beide werken verschenen ook cd-versies, waarvan collega Van der Wal de Vierde in uiterst lovende bewoordingen besprak. Het is niet uit gemakzucht dat ik hier ondubbelzinnig stel het met zijn oordeel van A tot Z eens te zijn. Ergens zegt hij dat het niet meevalt om hoogtepunten te noemen wat bij mij tot de conclusie leidt dat deze uitvoering als één ononderbroken hoogtepunt moet worden opgevat. Dit is een uitvoering die staat als een huis en wat mij betreft onverkort tot de meest overtuigende vertolkingen door niet alleen het KCO maar van dit werk überhaupt mag worden gerekend. Nostalgie Contrabas "Mahler schrijft weliswaar 'solo' in hoofdletters boven de eerste noten van de contrabas", aldus Gatti, "maar het woord 'tutti' ontbreekt later wanneer de hele sectie overduidelijk moet meedoen. Waarom deze omissie? Ik denk dat hij hiermee bedoelt dat de contrabasgroep solistisch optreedt. Als hij slechts één instrument had gewild, had hij dat anders aangegeven. Later in dit deel laat hij bijvoorbeeld eerst 'eine Viola solo' spelen, om een paar maten verder duidelijk 'Alle' altviolen erbij te betrekken (.) "Ik heb me ook afgevraagd waarom de Vader Jacob-melodie in de contrabas na elke maat een komma bevat, terwijl Mahler direct daarna de versies voor andere instrumenten zonder enige komma opschrijft. In mijn verbeelding duiden de komma's erop dat de dieren het lied eerst zin voor zin moeten leren. Een solocontrabas had dan de koordirigent kunnen zijn, maar met de gehele contrasbassectie zie ik voor me alle dieren die samen het lied instuderen. En op een gegeven moment durft de solofagot het als eerste aan om echt te beginnen." Expressionisme index |
|