CD-recensie
© Maarten Brandt, mei 2017
|
Om maar meteen met de deur in huis te vallen, Gustavo Gimeno behoort tot de meest opvallende dirigentensensaties van de laatste tijd. Natuurlijk kennen we hem allereerst als soloslagwerker van het Koninklijk Concertgebouworkest. Al snel openbaarde zich bij hem een meer dan opvallend dirigeertalent en werd hij in 2012 aangesteld als assistent van de toenmalige chef-dirigent van het KCO, Mariss Jansons. Daarnaast was hij assistent van bijvoorbeeld Bernard Haitink en Claudio Abbado. De grote doorbraak van Gimeno kwam in februari 2014 toen hij Jansons bij het KCO mocht vervangen met werk van onder anderen (Magnus) Lindberg en Sibelius. In mei van datzelfde jaar remplaceerde hij Lorin Maazel op een tournee van de Münchner Philharmoniker en daarna kwam zijn carrière in een enorme stroomversnelling terecht, getuige gastdirecties bij andere toporkesten als het Chicago Symphony Orchestra, de Wiener Symphoniker, het Cleveland Orchestra, het Boston Symphony Orchestra en het Londense Philharmonia Orchestra. In ons land maakte hij tijdens het afgelopen Bevrijdingsconcert diepe indruk met een vertolking van Beethovens Zevende symfonie die bij sommige aanwezigen zelfs herinneringen aan Carlos Kleiber opriep. Sinds seizoen 2015-16 is Gimeno als chef-dirigent aan het Orchestre Philharmonique du Luxembourg verbonden, een fenomenaal maar tot op heden te weinig bekend orkest (hoewel het bij insiders wel de nodige reputatie bezit dankzij een serie spraakmakende cd's met orkestwerken van Xenakis onder Arturo Tamayo), maar dat zal, afgaande op de verrichtingen van Gimeno, spoedig gaan veranderen. Bovenstaande opname maakt deel uit van een reeks producties voor PenaTone met werk van Sjostakovitsj, Ravel en Bruckner. Producties die zonder reserve in het topklassement thuishoren. Weerbarstigheid Eigen accent Wat deze schijf mede interessant maakt zijn de prilste uitingen van Bruckner op orkestraal gebied, bestaande uit een Marsch en Drei Orchesterstücke die beiden uit 1862 dateren, maar waarvan bepaalde ritmische figuren in de omspelende begeleidende stemmen bij vlagen haarscherp het handschrift van de maker verraden. Heel bijzonder, aangezien van dit repertoire weinig opnames bestaan. Verder zijn het, zij het charmant overkomende, niemendalletjes en is vooral de invloed van Schubert (en soms Mendelssohn) nog heel duidelijk te bespeuren. Wie dat vergelijkt met de Eerste symfonie (ook in de 'Linzer Fassung') kan zelf vaststellen hoe snel Bruckner zich in enkele jaren ontwikkelde van een aarzelende beginner tot een volwaardige symfonicus. Niet alleen wat het uitvoeringsniveau ook wat de weergave van dit alles betreft, beantwoordt deze uitgave aan de hoogste denkbare maatstaven. Ik aarzel dan ook niet om deze vertolking van de Wiener Fassung van Bruckners eersteling als de beste - want Chailly (Decca) is hiermee definitief naar de achterhoede verplaatst - naast die onder Abbado (Accentus/DG) warm in uw aandacht aan te bevelen. index |
|