CD-recensie

 

© Maarten Brandt, maart 2009

 

 

Leif Ove Andsnes: Shadows of silence

Sřrensen: Lullabies - The shadows of silence.

Dalbavie: Pianoconcert.

Lutoslawski: Pianoconcert.

Kurtág: Játékok (selectie).

Leif Ove Andsnes (piano), Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks o.l.v. Franz Welser-Möst.

EMI Classics 2 64182 2  • 76' •


Nu onze kritische distantie ten opzichte van de twintigste eeuw is toegenomen, wordt steeds duidelijker hoe kleurrijk die eeuw wel is geweest en dat dit alles ook zijn sporen trekt in de inmiddels alweer 10 jaar oude (of zo men wil: jonge) eenentwintigste eeuw. Nog duidelijker is dat er composities bestaan die, om het even of zij slechts enkele decennia oud zijn of zelfs minder, al van meet af aan 'klassiek' overkomen. Een dergelijk voorbeeld is vanzelfsprekend het uit 1988 daterende en in opdracht van de Salzburger Festspiele voor Krystian Zimerman geschreven Pianoconcert van de Poolse componist Witold Lutoslawski (1913-1994), een ander is het in gezamenlijke opdracht van de BBC Proms, het Cleveland Orchestra en het Chicago Symphony Orchestra speciaal voor Leif Ove Andsnes vervaardigde en in 2005 voltooide Pianoconcert van de Franse muziekvinder Marc-André Dalbavie (1961). De timing van bovenstaande cd kon niet beter zijn. Op 11 april vindt immers in het kader van de zaterdagmatinee de Nederlandse premičre van laatstgenoemd werk plaats met uiteraard Andsnes in de hoofdrol, bijgestaan door het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van James Gaffigan.

Grootse gebaren

De term 'klassiek' dient hier vanzelfsprekend niet in de formeel-stilistische zin te worden opgevat, integendeel. Maar wel zodanig dat het om werken gaat die zowel tot de verbeeldingskracht van de doorwinterde kenner als die van de gewone muziekliefhebber spreken. En voorts dat beide concerten inhoudelijk en wat de grootse gebaren betreft voorbeeldig aansluiten op de eerbiedwaardige voorbeelden uit het recente en verdere verleden, waarbij onder andere te denken valt aan Chopin, Brahms, Ravel en Prokofjev. Dat Lutoslawski en Dalbavie zich elk van bepaalde en al dan niet door de avant-garde beďnvloede technieken bedienen, is hieraan volledig ondergeschikt. Het is geen luxe dit nog eens te beklemtonen in een tijd waarin velen, en ook sommige componisten en musicologen die beter hadden moeten weten, nog steeds hameren op het volgens hen in de afgelopen eeuw te zeer manifeste systeemfetisjisme. De werkelijkheid is echter dat elk tijdsgewricht zijn eigen muziektheoretische pamfletten en polemieken heeft gekend, ook de barokke en klassieke. Men hoeft dan slechts te denken aan Rameau's Traité de l'harmonie, een theoretisch traktaat dat als handboek Jan soldaat doorgaat voor de tonale muziek, om de waarheid hiervan te onderkennen. Niemand zal echter willen beweren dat om die reden de muziek van Händel, Mozart of Beethoven steriel of dor zou zijn. Niet anders is het gesteld met de technische verworvenheden van de twintigste eeuw en verder. Het is altijd de kwaliteit die telt en - laten we dat vooral niet vergeten - ook in C-groot is heel wat vervelende muziek gecomponeerd.

Wijzigende perspectieven

Maar nu terug naar Dalbavie, die bij Franco Donatoni compositie en bij Pierre Boulez orkestdirectie studeerde, alsmede voorts de nodige ervaring opdeed in het Parijse Ircam (Institute de Recherche et Coordination Acoustique/Musique). Daar experimenteerde hij naar hartenlust met de mogelijkheden van computergestuurde live-elektronica en de interactie daarvan met ensemblemuziek (met als indrukwekkend resultaat bijvoorbeeld zijn monumentale compositie Seuils, die door Boulez in 1994 op de Salzburger Festspiele ten doop is gehouden). Op basis van dit alles heeft Dalbavie een totaal eigen geluid weten te ontwikkelen. Een geluid dat zeker ook in het Pianoconcert doorklinkt, dat deel uitmaakt van een cyclus waarbij de maker zich heeft laten inspireren door de roman The Sound and the Fury van William Faulkner. Deze wortelt in een reeks romans welke de ondergang van een eens prominente familie in het zuiden van de Verenigde Staten tot onderwerp heeft, maar die niet zozeer een historische als een veeleer symbolische lading heeft. De titel van de tweede roman uit deze serie, The Sound and the Fury, is afkomstig uit het laatste bedrijf van Shakespeare's tragedie Macbeth ("It is a tale told by an idiot, full of sound and fury, signifying nothing."). De handeling speelt zich af  in de denkbeeldige streek Yoknapatawpha County. Waarschijnlijk is Dalbavie niet zozeer geboeid door de letterlijke gebeurtenissen van dit verhaal - met andere woorden, zijn Pianoconcert moet niet als programmamuziek worden opgevat - als wel de stijl die Faulkner hierin hanteert en die is gestructureerd volgens het principe van de zogenaamde "stream of consciousness"-techniek, die is ingegeven door de behoefte om het droombewustzijn in de omgang met de taal te reflecteren. Dit komt tot uitdrukking in een voorkeur voor lange zinnen en telkens wijzigende perspectieven. Het is een aanpak die vooral bekend is geworden door de experimentele roman Finnegans wake van de Ierse schrijven James Joyce, die dan ook van grote invloed is gebleken op tal van vooraanstaande 20ste eeuwse componisten.

Caleidoscoop

Om het vanuit diverse en soms behoorlijk uiteenlopende gezichtspunten benaderen van de, in dit geval muzikale, uitgangspunten, draait het ook in het Pianoconcert van Dalbavie. In grote trekken laat dit werk zich ondergaan als één gigantische caleidoscoop waarbinnen een aantal op zich gemakkelijk herkenbare patronen, waaronder een zowel dalend als stijgend motief van de piano plus de daarvan afgeleide vertakkingen, telkens anders worden belicht, al dan niet in samenspraak met het geraffineerd ingezette orkest. Hoewel het werk, getuige de grootse gebarentaal, dikwijls associaties wekt met de bekende klassieke en romantische voorbeelden (een virtuoze en uiterst briljante finale episode incluis), is geen sprake van thematische ontwikkelingen in de gangbare zin des woords. De intrigerende complexiteit van deze partituur schuilt voorts in de omstandigheid dat de componist de fenomenen voor- en achtergrond volkomen inwisselbaar maakt, met als gevolg dikwijls optredende auditieve zinsbegoochelingen. Ook dit is weer klassiek te noemen, namelijk in dier voege dat een op het eerste gehoor relatief eenvoudig overkomende cosmetica het zicht dreigt te ontnemen op een rijke en gecompliceerde inhoud (via de achterdeur spreekt ook Boulez - zij het niet stilistisch - een woordje mee inzake de relatie die er volgens hem per definitie bij een groot kunstwerk bestaat tussen verpakking ("envelope") en inhoud, respectievelijk traject en versiering). Waar het voor Dalbavie vooral op aankomt is timbre, mede en vooral ook hoe dit zich ruimtelijk openbaart en in deze is hij een duidelijke erflater van de zogenaamde door Hugues Dufourt en wijlen Gérard Grisay ontwikkelde 'spectrale stijl' die bij Dalbavie overigens heel vrij wordt toegepast.

Overrompelend

Maar nu het resultaat en daarvoor past zonder meer het trefwoord overrompelend. Uiteraard is dit mede te danken aan de intimiderende vertolking van Andsnes cum suis. Want zoveel is duidelijk, Dalbavie heeft dit werk echt op de handen van deze meesterpianist geschreven. Om het even of nu een fluweelzacht toucher is vereist, zoals het op een gegeven moment in een puur oceanische sensatie culminerende langzame gedeelte, of de ijzeren fierheid waar het in de hoekgeledingen van dit imposante concert op aankomt, geen zee gaat Andsnes te hoog. Niet voor niets komt het geheel zodoende op de luisteraar over alsof dit stuk al talloze jaren tot het steevaste repertoire behoort. Ook het Beierse orkest laat zich onder de in andere gevallen nogal eens emotioneel op safe spelende Welser-Möst voor de volle honderd procent in dit gigantische avontuur meeslepen. Het is natuurlijk gevaarlijk om nu al van een definitieve opname te spreken, maar er moet heel wat gebeuren wil deze weergave worden geëvenaard, als dat al mogelijk is. Of, om het anders te stellen, als er al een eenentwintigste-eeuws pianoconcert is dat als een uitdaging zonder gelijke voor iedere ambitieuze pianist kan worden gezien, is het dit fenomenale werk van Dalbavie wel.

Leif Ove Andnes speelt Bach kort na de repetitie van het Pianoconcert van Dalbavie in de inmiddels lege studio 5 van het MCO (Muziekcentrum van de Omroep) in Hilversum (Foto's: © Aart van der Wal)

In Lutoslawski's Pianoconcert, dat op een andere manier toch raakvlakken met dat van Dalbavie vertoont, zeker waar dit de extatische ondertoon van de tweede helft van het langzame deel (bijna-slot met dat prachtige tutti-akkoord) betreft, zijn Andsnes en de Beierse musici onder Welser-Möst al even voortvarend op dreef. Natuurlijk blijft de DG-registratie met Zimerman en de componist als dirigent op de bok een verhaal op zich, maar de beurtelings filigrane en uiterst briljante interpretatie van Andsnes doet daar allerminst voor onder, mede ook niet vanwege de oogverblindende schittering die het orkest in de wervelende slot-passacaglia ten toon spreidt.

Programma om u tegen te zeggen

Dankzij het solowerk van de in 1958 geboren Deen Bent Sřrensen en de Hongaarse nestor György Kurtág (1926)  wordt deze cd gecompleteerd tot een eigentijds programma om u tegen te zeggen. Zoekt eerstgenoemde het, in weerwil van typisch twintigste-eeuwse verworvenheden als het gebruik van microtoonsafstanden, in een bovenal introvert gericht, bijna aan Schumann en Grieg (een van de specialisaties van Andsnes!) herinnerend betoog en in een haast quasi-improviserende gestiek (met in The shadows of Silence tegen het slot zelfs het inschakelen van de menselijke stem, in dit geval die van Andsnes), Kurtágs miniaturen behoren thuis in de traditie van Bartók en Ligeti. Het zijn stuk voor stuk aspecten die eveneens zijn terug te vinden in beide grootse Pianoconcerten, zonder dat de solowerken ook maar bij benadering als stilistische doublures daarvan kunnen worden beschouwd. Kortom, een schitterende cd, die trouwens ook prachtig is opgenomen en gelukkig verstoken is gebleven van de gekunsteldheden waar sommige uitgaven van het huidige digitale tijdperk nogal eens onder gebukt gaan. Er is slechts één kleine omissie: het boekje vermeldt drie tracks voor het Pianoconcert van Dalbavie, maar het zijn er twee, zodat niet track 17, maar 16 The shadows of Silence van Sřrensen is.

Het zou mij geenszins verbazen als deze release - zowel omwille van het repertoire als vanwege het onafgebroken sublieme uitvoeringsniveau - in de prijzen gaat vallen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links