CD-recensie
© Kees de Leeuw, mei 2021 |
Zeker weten doe je het nooit maar het lijkt erop dat dit de eerste cd is die geheel gewijd is aan John Abraham Fisher (1744-1806). Eerder verscheen zijn naam wel op een verzamelcd van het label Dorian met achttiende-eeuwse Overtures from the London Stage, met onder meer de driedelige ouverture The Syrens. De ouverture als een onderdeel van een masque en dat is karakteristiek voor Fisher die vooral pantomimes, tragedies en andere kleine vocale werken schreef in de tien jaar (1769-1778) dat hij als violist het orkest van het Theatre Royal in Covent Garden leidde. Ook zijn zes symfonieën (1772) werden rond deze tijd gepubliceerd. Fischer was van 1769 tot 1773 tevens dirigent van de bekende zomerconcerten in Vauxhall Gardens. Van de periode hiervoor (b)lijkt helaas weinig bekend. Hij studeerde viool bij Thomas Pinto (1728-1783), een zeer begaafd musicus die in staat was om muziek direct van het blad, zonder het tevoren gezien of geoefend te hebben, te spelen en al vroeg in staat was Corelli's muziek uit te voeren. In 1765 debuteerde Fisher zelfs als solist in het King's Theatre in Londen. Fisher en zijn composities werden in 1776 in een krant bejubeld als 'natural genius'. Voor toneelmuziek, het toen populaire genre, had hij blijkbaar weinig belangstelling. Het oratorium Providence schreef hij ter ere van zijn promotie in de muziekwetenschap in Oxford, waar het in 1777 werd uitgevoerd. Het jaar hierna en in 1800 kwam Providence in Londen op de lessenaars. Hierna profileerde Fisher zich vooral als violist die, na de dood van zijn vrouw in 1780, ook het vasteland van Europa bereisde met tournees in Duitsland, Frankrijk, Rusland en Oostenrijk. Mogelijk componeerde hij in deze periode de drie vioolconcerten die in 1783 werden gepubliceerd. John Abraham Fisher componeerde, zover wij weten, in totaal zeven symfonieën. Hiervan is er een symfonie alleen als (incompleet) manuscript beschikbaar. De zes symfonieën die in 1772 werden gepubliceerd houden mogelijk verband met de concerten die hij in Vauxhall Gardens dirigeerde. Ze werden opgedragen aan de graaf van Montagnu. Welke relatie er tussen componist en graaf bestond heb ik niet kunnen achterhalen. Het lijkt erop dat de nummering van de symfonieën chronologisch is. In de eerste twee symfonieën horen we invloeden van zijn landgenoten William Boyce en Thomas Arne. Ze doen qua lengte meer denken aan een sinfonia zoals we die kennen uit de cantates van Bach, al hebben ze beduidend meer potentie dan menige ouverture uit de achttiende eeuw. De symfonieën zijn driedelig en bij de blaasinstrumenten ontbreekt de klarinet. Wat dat betreft zijn ze meer in de late barok geworteld dan in de traditie van Mannheim, ook al werd Fisher zeker ook beïnvloed door collega's als Stamitz. De laatste symfonieën doen al meer aan de Weense klassieke denken. Aan de hand van dit zestal kan de muzikale ontwikkeling van John Abraham Fisher zeker goed worden gevolgd. De uitvoering van het Tsjechisch orkest onder Michael Halász is degelijk en goed. Soms vind ik het wat stijfjes en mis ik spontaniteit, maar in zijn totaliteit zijn het bevredigende uitvoeringen. index |
|