CD-recensie

 

© Kees de Leeuw, mei 2017

 

Falla: Noches en los jardines de España - El sombrero de tres picos (suite) - La vida breve (Interlude en dans) - El amor brujo (Rituele vuurdans)

Mari Kodama (piano), Sophie Harmsen (mezzosopraan), Orchestre de la Suisse Romande o.l.v. Kazuki Yamada

Pentatone PTC 5186 598 • 73' •

Opname: juli 2016, Victoria Hall, Genève

 

Bekende componisten uit Spanje uit de laatste twee eeuwen zijn er niet veel. In elk geval niet op het gebied van de symfonische muziek. Manuel de Falla (1876-1946) is de meest bekende en het is een goede zaak dat hij weer aandacht krijgt.

Hij werd in het Andalusische Cádiz geboren en kreeg aanvankelijk pianolessen van zijn moeder. Later kreeg hij ze van een leraar aan het plaatselijk conservatorium, waar hij ook harmonielessen volgde. Hij begon met het componeren van vooral pianostukken, die ook in het openbaar werden uitgevoerd. In Madrid zette hij zijn pianostudie voort en won verschillende prijzen. Maar hij was een niet zo virtuoze pianist als zijn collega Enrique Granados (1867-1916) die hem ook als componist in een wedstrijd in 1903 overtrof. Beide heren componeerden een Allegro de concierto maar dat van Granados werd hoger gewaardeerd dan de compositie van De Falla, overigens een mijns inziens eveneens pakkende compositie .
Mogelijk richtte De Falla zich daarom op het componeren van zarzuela's. Maar dit werd geen succes want van zijn zes composities werd er slechts één uitgevoerd. In 1905 won hij uiteindelijk wel een wedstrijd met La vida breve (Leven is kort). Maar het werk werd niet uitgevoerd en gefrustreerd greep hij in 1907 de kans om zijn succes te beproeven in Parijs. Hier ontmoette hij onder meer Ravel, Stravinsky, Florent Schmitt, Debussy, Diaghilev, Albéniz en Dukas. Ondanks enige hulp van hen zou het ook in Frankrijk tot 1913 duren voor het werk eindelijk (in Nice) op de planken kwam. Door de wereldoorlog keerde hij noodgedwongen terug naar zijn vaderland en kreeg in 1915 al snel succes met El amor brujo (De liefdesbetovering). In 1914 verschenen zijn Siete canciones populares españolas (Zeven Spaanse volksliederen) die behoren tot zijn meest bekende composities.

Niet veel later volgde El corregidor y la molinera (De corregidor en de molenaarsvrouw), gebaseerd op een verhaal van Pedro Antonio de Alarcón. Het werd op verzoek van Diaghilev uitgebreid en herzien tot het ballet El sombrero de tres picos (De driekanten steek). Het ballet in de choreografie van Leonide Massine, met decors en kostuums van Picasso, werd bijzonder enthousiast ontvangen bij de première in 1919 in Londen. In het verhaal probeert de corregidor, de plaatselijke magistraat, die een driekante steek als teken van hoogwaardigheid draagt, de molenaarsvrouw te verleiden. Eerst brengt ze hem in de waan dat hij een kans maakt, maar dan blijkt dat de magistraat gefopt wordt. Hij laat de molenaar arresteren en valt zelf in het water. Na enige verwarrende taferelen met persoonsverwisselingen druipt de corregidor ook figuurlijk af.
Uit de totale balletmuziek stelde De Falla een suite samen, die bestaat uit twee delen, voorafgegaan door een introductie. In de inleiding van nog geen anderhalve minuut horen we trompetten, pauken, hoorns, castagnetten en Olé geroep. Bovendien treedt de mezzosopraan voor het voetlicht in een tekst waarin zij de vrouw waarschuwt voor de kunsten van de duivel. Zij treedt nog twee maal op in de suite, met cante jondo gezang, een zangstijl binnen de flamenco. Hoewel ze een klein aandeel heeft vergeet je haar bijdragen niet snel. Na de introductie volgt vooral heerlijk vrolijke en afwisselende dansmuziek met vaak opzwepende maar soms ook meer melancholieke klanken, waarbij en passant de spot wordt gedreven met hoogwaardigheidsbekleders die het hoog in, en dit geval ook op, de bol hebben. Falla vond inspiratie in Andalusische volksmuziek maar ook in Russen als Stravinsky en Rimski-Korsakov en een beetje Tsjaikovski. Verfijnde instrumentatie, Spaanse klankkleur, harmonische rijkdom en opzwepende ritmen kenmerken deze afwisselende en vervoerende muziek.
Het is een prachtige uitvoering waarbij een minpunt is dat het tekstboekje erg weinig toelichting geeft op de inhoud. Dat een citaat van de vijfde symfonie van Beethoven, met het noodlot thema, wijst op de klop op de deur voor de arrestatie van de molenaar kan je misschien als luisteraar bedenken, maar het zou beter zijn geweest als de tekstschrijver de luisteraar er op attendeert.

Ongeveer in dezelfde periode voltooide De Falla zijn Noches en los jardines de España (Nachten in de Spaanse tuinen). Hij was overgehaald door een pianist om in plaats van drie nocturnes voor piano solo een compositie voor piano en orkest te schrijven. Het driedelige werk gaf hij als ondertitel mee symfonische impressies. De piano speelt een zeer dominante rol, maar de compositie wordt niet als pianoconcert beschouwd, eerder als symfonisch gedicht.
In elk geval sluiten orkest en de piano feilloos bij elkaar aan, aldus de muziekencyclopedie Grove en dat lijkt mij een juiste conclusie. Het eerste deel En el Generalife beschrijft de sfeer van de tuinen in het Alhambra. Ook hier gebruikt de componist de cante jondo als model. Het tweede deel verbeeldt een dans uit de verte, ook al klinkt de muziek in mijn oren niet als zodanig en bovendien hoor ik vooral een onrustige nacht. Het derde deel is geïnspireerd door een nachtelijk zigeunerfeest in de tuinen van de Sierra van Córdoba, zoals het deel ook heet. Langzamerhand keert de stilte van de nacht weer.
De Falla maakte gebruik van technieken uit de volksmuziek. Onmiskenbaar zijn de impressionistische invloeden, die hij bewust gebruikte als eerbetoon aan de Franse muziek. Het is met recht een impressie van een wat onwezenlijke sfeer. Pianiste Mari Kodama vertolkt deze sfeer heel mooi.

In 1920 vertrok de componist naar Granada. De periode alhier wordt wel zijn neo-klassieke tijd genoemd. De meeste composities uit deze tijd zijn minder bekend dan zijn werk uit de voorafgaande jaren. In 1928 verscheen het klavecimbelconcert dat hij opdroeg aan Wanda Landowska. Na de Spaanse burgeroorlog in 1939 vertrok hij met zijn zus naar Argentinië. Arm, eenzaam en ziekelijk stierf hij hier in 1946.

De cd biedt naast de twee besproken composities nog twee succesnummers, uit La vida breve en El amor brujo . Samengevat, aansprekende en knap gecomponeerde muziek, die gelukkig niet oppervlakkig is. Interessant is dat het Zwitsers orkest in 1955 en 1961 praktisch hetzelfde programma opnam onder haar oprichter Ernest Ansermet in dezelfde Victoria Hall. Hoewel het orkest minder beroemd is dan destijds en er dit keer onder een (vaste) gastdirigent, Kazuki Yamada, wordt opgetreden levert het opnieuw een prima prestatie. Er wordt alert en geconcentreerd gemusiceerd. Een mooie sacd-opname en een verzorgde uitgave. Ik zou zeggen, volg het advies dat achter op het cd-boekje staat, sit back and enjoy.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links