CD-recensie
© Kees de Leeuw, januari 2021 |
Dankzij het Britse label Olympia Records ontdekte ik cd's met symfonische muziek uit de Sovjet-Unie van de twee meest bekende klassieke componisten uit Azerbeidzjan, Kara Karajev en Fikret Amirov, die hier toentertijd grotendeels onbekend waren. Het label van Francis Wilson had een contract met het Russische label Melodiya en zo kon hij onbekende muziek uitbrengen van componisten die door de meeste labels, ook na de teloorgang van het label na de dood van Wilson in 2002, verwaarloosd werd. Inmiddels heeft Naxos een tot nu toe bescheiden serie van 6 cd's gewijd aan Azerbeidjaanse muziek, vooral met die van Karajev en Amirov. Al eerder, in 2010 besprak ik een cd van Amirov van Naxos (klik hier) en nu volgt een tweede cd die opnieuw aan zijn symfonische muziek is gewijd. Amirov werd in 1922 geboren in een familie waar volksmuziek een belangrijke rol speelde. Zijn vader Mashadi Jamil Amirov, was een beroemd khanande, een zanger van de mugham. Een mugham, in het Arabisch maqam, “bestaat uit vaste tonen waaruit de muzikant zal kiezen, maar geeft daaraan ook spelregels: bijvoorbeeld het verloop van de melodie , bepaalde muzikale accenten of de manier van moduleren naar andere maqamat (het meervoud van maqam)”, aldus de website van Preludium. Bijzonder is dat Fikret Amirov de 'symfonische' mugham bedacht, waarbij hij zowel vocale elementen als improvisatie vermeed. In feite zijn deze composities een synthese van de Azerbeidjaanse mugham en van het traditionele symfonieorkest. Hij componeerde al op jonge leeftijd voor piano en leerde de tar bespelen, de langhalsluit die vooral in de volksmuziek wordt gebruikt. In zijn geboorteplaats Ganja (in sovjet-tijd bekend als Kirovobad) bezocht hij de muziekschool, maar ook In het ouderlijk huis klonk veel muziek, kwamen veel musici op bezoek, onder wie de beroemde zanger Bul-bul. In 1939 begon Amirov met zijn studie compositie aan het conservatorium van Bakoe. Zijn belangrijkste leermeesters waren Boris Zeidman, die zelf bij Maximilian Steinberg studeerde en Uzeyir Hajibeyov (soms gespeld als Gadzhibekov, 1885-1948). Laatstgenoemde wordt beschouwd als de vader van de klassieke muziek in Azerbeidzjan. Hij is de componist van Leyla en Mejnun, de eerste opera in de islamitische Oriënt, gebaseerd op een Arabisch verhaal waarop onder anderen Nizami een gedicht maakte. Na onderbrekingen door de oorlog, waar hij in als soldaat ernstig gewond raakte en uiteindelijk werd afgekeurd, rondde Fikret Amirov in 1947 zijn studie aan het conservatorium af en kreeg hij gelijk de belangrijke post als artistiek leider van het Filharmonisch Genootschap van Bakoe. Later zou hij nog meer prestigieuze posten bekleden, wat mogelijk verband hield met zijn blijkbaar voorbeeldig gedrag als sovjet-burger maar ook als kunstenaar. Symfonische werken met titels als To the Memory of the Heroes of the Great National War (1944) en in The Pledge of the Korean Guerrilla Fighter lijken hiervan te getuigen. Meer dan tien onderscheidingen en titels tonen aan dat Amirov blijkbaar zeer gewaardeerd werd door het regime. In 1965 werd hij zelfs uitgeroepen tot Volksartiest van de Sovjet-Unie en een aantal prijzen werd hem zelfs twee keer toegekend. Volgens zijn zoon Jamil hielp zijn vader geregeld medemensen door bij de politieke (plaatselijke) leiders zijn invloed en gezag te gebruiken. Amirov mocht zelfs reizen naar nabije landen als Irak, Jemen en Egypte, vanwaar hij geluidsdragers meenam naar zijn vaderland. Zijn interesse voor de beroemde Perzische dichter Nizami (Ganjavi, 1141-1209) leidde tot de symfonie die verscheen in 1941, het jaar waarin diens achthonderdste geboortedag herdacht werd. De compositie wordt soms aangeduid als een symfonie voor strijkers. Hij bleef binnen de grenzen van de tonaliteit en met een dergelijk neutraal onderwerp hoefde een botsing met de autoriteiten niet te vrezen. Het vierdelige werk maakt duidelijk dat Amirov al in zijn studietijd een goed idee had van de mogelijkheden van het strijkorkest. Het werk is geïnspireerd op melodieën uit de volksmuziek, maar soms lijkt ook de oriëntaalse invloed van Rimski-Korsakov hoorbaar. Amirov gaf zelf toe dat hij in zijn componeren sterk werd beïnvloed door Tsjaikovski en Rimski-Korsakov. De compositie klinkt bij vlagen best eigentijds; soms denk je naar een stuk van Sjostakovitsj te luisteren. Helaas vond ik slechts weinig informatie over dit opus en die is bovendien niet eenduidig. Volgens de toelichting in het cd-boekje geeft de compositie het portret en karakter van Nizami weer, wat nogal logisch lijkt, maar echt concreet wordt het nergens gemaakt. In een andere bron wordt beweerd dat het tweede deel de jeugd van Nizami verbeeldt en dat het derde deel zou zijn gebaseerd op de liefdespoëzie van de dichter. Is het inderdaad een portret van Nizami en niet zozeer een muzikale schildering van diens aardse bestaan, dan moet het een sombere, melancholische en soms geagiteerde maar tevens romantisch man zijn geweest die snel van stemming wisselde. Er zijn namelijk veel stemmings-, maar ook tempowisselingen, terwijl somberheid overheerst. In ieder geval is het een interessant werk van een toen nog jonge, veelbelovende componist. In 1979 was de première van het ballet Duizend en een nacht in Bakoe, waarvan Amirov voor beide aktes de muziek schreef. De balletmuziek verscheen integraal op Olympia (OCD 578) onder de titel Arabische nachten en duurt ruim 80 minuten. In 2017 maakten Farhad Badalbeyli en Dmitri Jablonski een suite van ruim 35 minuten die nu voor het eerst op cd te beluisteren is. Daaruit ontstaat een representatief beeld van het volledige werk. Wat het meest opvalt is dat het – overigens geringe - aandeel van sopraan en vrouwenkoor is geschrapt. Daarentegen is de aanwezigheid van de percussie ronduit overweldigend, met een belangrijke rol voor trommels, pauken, tam-tam en bongo's. Geheel anders dan in de symfonie heerst er een overwegend uitbundige, wervelende en vrolijke sfeer. Soms misschien ietwat teveel van het goede en dan bieden de langzame, rustige delen zeker een welkome afwisseling. Goede maar pretentieloze muziek die, met het ballet op het podium, ongetwijfeld een welkome afwisseling moet zijn geweest in het vaak grauwe sovjet-bestaan. Tot slot: het is een goede opname van een dito orkest dat pas enkele jaren bestaat en geleid wordt door een vakkundige dirigent. index |
|