CD-recensie
© Gerard van der Leeuw, november 2022 |
Liszt is katholiek opgevoed: zijn vader Adam Liszt, die als cellist nog onder Johann Nepomuk Hummel heeft gespeeld, was twee jaar lang Franciscaan en hield zijn leven lang banden met deze orde. Ook Ferenc, Franz Liszt werd later Franciscaan. Al in het Parijs van de jaren 1830 kreeg Liszt belangstelling voor het Gregoriaans en de muziek uit de Renaissance. In deze jaren schreef hij zijn essay De la musique religieuse. In 1865 werd hij abbé. Geen wonder dat hij vooral in de tweede helft van zijn leven een groot aantal religieuze werken schreef. En van die werken is weer een groot deel gewijd aan heiligen.
Die Glocken des Strassburger Münster is een korte tweedelige cantate op een in het Duits vertaalde tekst van de indertijd zeer populaire Henry Wadsworth Longfellow (1807-1882)(1) aan wie het werk ook is opgedragen. De tekst, uit de proloog van Longfellows The Golden Legend (1851) verhaalt hoe Lucifer probeert het kruis van een van de torenspitsen van de kerk naar beneden te halen. De klokken beginnen te luiden (en ze luiden een melodie die ontleend is aan de hymne Te Deum laudamus) en waarschuwen zo de heilige Michael die Lucifer weet te verjagen. Al heel interessant zijn de eerste noten van het inleidende Preludio:
Diezelfde noten zal Wagner later gebruiken als Liebesmahlmotiv in zijn Parsifal. De tekst van de antifoon Cantantibus organis komt uit de Vespers van het feest voor de heilige Caecilia. Het werk werd geschreven voor de onthulling van een monument voor Palestrina in Rome. Vandaar dat Liszt tot twee keer toe citeert uit diens beroemde dubbelkorige Stabat Mater.(2) De Deux légendes zijn bekend genoeg in de versie voor piano solo. Maar ook de orkestrale versie mag er wezen! De eerste legende is gewijd aan Sint Franciscus en zijn preek tot de vogels, de tweede aan Sint Franciscus van Paola, Liszts patroonheilige. Diens sterkste staaltje was dat hij de Straat van Messina overstak op zijn jas… Liszt’s inspiratiebron was een tekening van Eduard von Steinle(3), die hij in een brief aan Wagner als volgt beschreef:
De overige drie, alle met elkaar samenhangende werken zijn gewijd aan Franciscus van Assisi. Hoofdwerk is wel het Cantico del sol di San Francesco voor bariton, mannnenkoor en orkest, dat Liszt in een eerste versie schreef in 1862 en herzag in 1879-82, het beroemde Zonnelied. Liszt haalde de tekst uit het in 1852 verschenen Les Poètes franciscains en Italie au XIIIe siècle van de inmiddels zalig verklaarde Frédéric Ozanam. Het steeds terugkerende ‘Laudato sie’, dat melodisch verwant is aan het begin van het koraal In dulci jubilo komt ook voor in de prelude San Francesco S 665 voor orgel, die Liszt schreef in 1880 en in het curieuze Hosannah voor trombone en orgel, dat Liszt schreef in 1862-63.
Martin Haselböck heeft als organist tal van opnamen gemaakt van het werk van Liszt en kan dan ook zeker gelden als een specialist op dit gebied. En hoewel de opnamedata van deze werken bijna veertig jaar uit elkaar liggen, straalt de cd toch een grote eenheid uit. Er wordt met verve gemusiceerd. Ik zie met spanning uit naar deel 2. ___________________ index |
|