Händel: Solomon.
Sarah Connolly, alt (Solomon), Susan Gritton, sopraan (Solomon's
Queen, First Harlot), Carolyn Sampson, sopraan (Queen of Sheba,
Second Harlot), Mark Padmore, tenor (Zadok, Attendant), David
Wilson-Johnson, bas (A Levite), RIAS Kammerchor, Akademie
für Alte Musik Berlin o.l.v. Daniel Reuss.
Harmonia Mundi HMC 901949/50 • 2.55' • (2 cd's)
Met zoveel prachtige aria's en koren is Solomon (nou ja, op
Messiah na dan) misschien wel Händels mooiste oratorium.
Het bijbelse thema van de wijze koning Salomon diende voor
hem vooral als een soort parabel voor de glorie van Georgian
England. Het gaat niet zozeer om een epische vertelling, maar
om een pastorale, doorspekt met veel plechtstatig ceremonieel,
waarvoor Händel een voor zijn tijd omvangrijk koor en
orkest nodig had. Er is niet veel dramatische actie, behalve
in de beroemde scène van het Salomonsoordeel in het
tweede bedrijf. Daarin betwisten twee harlots (hoeren) elkaar
'hun' kind en hakt Solomon ten slotte de knoop door. Voor
het overige wordt vooral de grootheid van Solomon bezongen
en wordt er ook aanminnig getorteld tussen My lovely King
en My Queen, my wedded love. Niet voor niets is weleens gezegd
dat dit oratorium Händels meest erotische muziek bevat.
Händels oratoria en opera's mogen dan allemaal op elkaar
lijken - aldus de oppervlakkige luisteraar die alles afmeet
aan de Messiah waarmee hij is opgegroeid - maar stuk voor
stuk bevatten ze minstens één ontroerende aria
en/of één geniaal koor dat je steeds maar weer
wil horen. In de muzikale rijkdom van het oratorium Solomon
(gecomponeerd in 1748 en het jaar daarop voor het eerst uitgevoerd)
kan ik zelfs heel veel van zulke hoogtepunten aanwijzen. Bijvoorbeeld
de aria van de Queen With thee th'unsheltered moor I'd tread,
het daarop volgende 'nachtegalenkoor' May no rash intruder
disturb their soft hours waarmee het eerste bedrijf wordt
afgesloten, de aria's Beneath the vine, or fig-tree's shade
tegen het einde van het tweede bedrijf en Will the sun forget
to streak in het derde bedrijf. In feite gaat het hierbij
om heel eenvoudige, pastorale muziek zonder harmonische verrassingen,
maar heel ontroerend en melodieus. Wat een dankbare kans voor
zangeressen om pure vocale kunst te laten horen! Deze tracks
zoek ik op voordat ik de hele dubbel-cd van dit oratorium
van begin tot eind beluister, maar nog nooit heb ik aan zulke
ijkpunten zoveel plezier beleefd als nu bij Daniel Reuss.
Deze Nederlandse dirigent - leider van Cappella Amsterdam
- heeft een heel gelukkige hand met Händel, getuige zijn
eerder prestaties met Agrippina bij de English National Opera
en Jephta bij het Festival Oude Muziek. Net zo gelukkig is
hij in het 'casten' van de zangers. De alt Sarah Connolly
zingt de rol van de titelheld Solomon, in overeenstemming
met de praktijk van Händel, die voor deze rol een vrouw
in gedachten had. Castraatzangers hadden in deze fase van
zijn carrière afgedaan. Eigenlijk schreef hij een mezzo
voor, maar het donkere geluid van Connolly past wonderwel
bij haar rol: een expressieve, mooi gezongen Solomon met grote
waardigheid. Luister maar naar de aria What though I trace
each herb and flow'r (eerste bedrijf), in feite Solomon's
beginselverklaring - zeg maar geloofsbelijdenis - of naar
de verheerlijking van grazige weiden en andere landelijke
attracties in How green our fertile pastures (derde bedrijf),
waarin oprechte verrukking doorklinkt om de wonderen der natuur.
Ook de beide koninginnen, Susan Gritton als Solomon's echtgenote
en Carolyn Sampson als de Queen of Sheba hebben een natuurlijke
dispositie voor Händel. Naast de sereniteit van hun koninginnenrollen
leveren ze een felle bijdrage als de twee 'Harlots'. In het
eerste bedrijf overtuigen Gritton en Connolly ook als de tortelduifjes
die maar niet genoeg van elkaar kunnen krijgen. De mannelijke
zangers Mark Padmore en David Wilson-Johnson blijken in staat
van hun wat schematisch vormgegeven priesterrollen toch echte
mensen te maken.
Het vocaal superieure, homogene RIAS-kamerkoor reageert alert
op Reuss' aanwijzingen, maakt juist door de onnadrukkelijke
manier van zingen een schitterend tafereeltje van het beroemde
nachtegalenkoor en overtuigt ook in de pracht en praal van
de grote koren. De met period instruments uitgeruste Akademie
für alte Musik Berlin treft door de mooie klank en de
geaccentueerde - maar nooit overdreven scherpe - ritmische
accenten en door de helderheid die vele details hoorbaar maakt
zonder dat de samenhang geweld wordt aangedaan. Feestelijke
koperblazers en mooie ronde paukenslagen completeren het sfeerrijke
geheel.
Ter vergelijking beschik ik over twee opnamen. John Eliot
Gardiner (Philips 412.612-2) hanteert over het algemeen hogere
tempi dan Reuss, maar weet daarbij toch een grote transparantie
en precisie te bereiken. Ook hij heeft goede solisten: Carolyn
Watkinson als Solomon heeft als 'echte' mezzo een wat lichter
stemgeluid dan Connolly. Als de beide koninginnen leveren
Joan Rodgers en Barbara Hendricks een goede prestatie en de
lof over de enthousiaste English Baroque Soloists en het to-the-point
reagerende Monteverdi Choir waarmee Gardiner kan lezen en
schrijven, behoef ik hier nauwelijks te zingen.
Paul McCreesh (Archiv 459.688-2) met het voortreffelijke Gabrieli
Consort en de bijna perfecte Gabrieli Players is nog ietsje
avontuurlijker dan Gardiner. Als titelheld heeft hij de fameuze
countertenor Andreas Scholl, die Solomon met veel allure neerzet
als een wijze en waardige figuur. Toch prefereer ik Reuss'
alt Sarah Connolly en dat niet alléén omdat
Händel zelf ook een vrouw voor deze rol verkoos. Met
de andere zangers - onder wie Alison Hagley, Inger Dam-Jensen,
Paul Agnew en opnieuw Susan Gritton, nu als een ontroerende
Queen of Sheba - heeft McCreesh een ijzersterke cast. In tegenstelling
tot Gardiner en ook Reuss, die zich enkele coupures veroorloven
(onder andere in het slotkoor Praise the Lord with harp and
tongue), geeft hij de volledige Solomon op drie cd's.
Het wordt dus moeilijk kiezen tussen de drie bestaande uitgaven,
temeer daar ze opnametechnisch niet voor elkaar onderdoen.
Gardiner en McCreesh geven elkaar weinig toe, want bij geen
van beiden vallen zwakke plekken aan te wijzen, noch vocaal,
noch instrumentaal. En toch... voor zover nog mogelijk worden
ze nu door Daniel Reuss overtroffen. Deze Solomon bezit alle
goede eigenschappen van de beide andere opnamen, en heeft
naar mijn smaak nog net dat ondefinieerbare méér:
noem het affiniteit, noem het warmte, noem het ontroering.
Juist door de sterke concurrentie kan ik zeggen: voor mij
is dit de definitieve Solomon.
N.B. Op het Duitse label Carus-Verlag verscheen kortgeleden
nóg een volledige, live opgenomen 'Solomon' van Nicholas
McGegan met de jonge altus Tim Mead in de titelrol en verder
o.a. Claron McFadden, op drie sacd's (Carus 83.242). Deze
heb ik nog niet kunnen beluisteren.