CD-recensie
© Gerard Scheltens, februari 2019
|
Dit is de eerste opname van het RIAS-Kammerchor onder de Engelsman Justin Doyle, die in september 2017 Hans-Christoph Rademann opvolgde als chef-dirigent. Die was zelf weer de opvolger van Daniel Reuss, die in 'zijn' periode 2003-2006 veel heeft gedaan voor de uitbreiding van het repertoire van het fameuze Berlijnse ensemble, vooral op het gebied van de oude muziek. In 2002 - we gaan steeds een stapje terug - maakte het koor onder leiding van Reuss' voorganger Marcus Creed een opname van 20e-eeuwse Engelse a capella-muziek ( Sacred and Profane , Harmonia Mundi HMC 901734). Deze keuze was verrassend, want al had Creed zelf veel ervaring met dit repertoire, voor het in 1948 opgerichte RIAS-koor gold dat helemaal niet. Creed bereikte een verbluffend resultaat dat menig doorkneed Brits ensemble in de schaduw stelde. Zestien jaar later staat opnieuw een Engelsman aan het hoofd van het Berlijnse ensemble en prompt keren ze terug naar Benjamin Britten, wiens Hymn to St Cecilia ook al met Creed was opgenomen. Het resultaat is weer even gedisciplineerd en briljant als op de eerste cd. Het programma bevat deze keer uitsluitend a capella-koormuziek van Britten. Daarvan bestaan heel wat opnamen, maar deze van het RIAS-Kammerchor wil ik toch graag aandacht geven. Ten dele is de muziek profaan, zoals de zes relatief eenvoudige, allegorische Choral Dances uit de opera Gloriana (1953) en de anekdotische natuurtafereeltjes van de Five Flower Songs (1950), die Britten schreef voor de bruiloft van vrienden. De andere werken op de cd zijn 'geestelijk' of 'gewijd' te noemen, al hebben ze niets met liturgie te maken en zijn er geen bijbelteksten gebruikt. Dat de 16-jarige Benjamin al in 1930 op een middeleeuwse tekst een serene vierstemmige Hymn to the Virgin componeerde is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Ook nog voor de oorlog (1939) ontstond in de VS het aan Brittens kersverse geliefde Peter Pears opgedragen A.M.D.G. (Ad majorem Dei gloriam) op zeven gedichten van de Victoriaanse dichter Gerard Manley Hopkins. Het was bedoeld voor de Round Table Singers, een vocaal kwartet dat Pears wilde oprichten, maar dat door het uitbreken van de oorlog niet van de grond kwam. Britten heeft A.M.D.G. nooit horen uitvoeren; het werd pas dertien jaar na zijn dood uitgegeven. Hymn to St Cecilia Britten was er al sinds 1935 mee bezig, maar het werk aan de Hymn begon terwijl hij met Pears in New York wachtte op een reisvergunning. Nijvere douaniers namen Audens gedicht in beslag omdat ze er een geheime code in vermoedden. Om hun pogingen tot close reading kunnen we hartelijk lachen, maar wie goed kijkt vindt wel degelijk een literaire code die zich moeilijk laat ontcijferen, al heeft die met oorlogsspionage niets te maken. De heilige Siciliaanse martelares Caecilia weigerde tijdens de huwelijksnacht haar onschuld te verliezen aan haar bruidegom. Op het bruiloftsfeest zonderde ze zich af om te zingen ter ere van God. Zo werd ze "Vrouwe Musica", de patroonheilige van de muziek en de musici. Haar naamdag is 22 november, ook de verjaardag van Benjamin Britten. Voor Auden symboliseerde dat een onontkoombare verbondenheid die hij uitwerkte in zijn gedicht. In het eerste deel, waar Cecilia de Griekse godin van de liefde Afrodite weet te betoveren, speelt Auden impliciet met Brittens fascinatie voor de zee, en diens muziek suggereert de wiegende beweging van de golven. In het tweede, snelle deel wordt de tekst persoonlijk, al valt er geen naam. Er is een lastig kind dat niet volwassen wil worden, wat in de muziek vertaald wordt in speels wegvluchtende klanken van de sopraan- en tenorstemmen. In een brief had Auden de componist aangespoord de chaotische, lelijke kant van het leven te omarmen in plaats van het gezapige burgerdom. "Je bent altijd in de verleiding om dingen te makkelijk te maken voor jezelf [..] door de lieve getalenteerde kleine jongen te spelen" . Om een volledig kunstenaarschap te bereiken moest Britten lijden en ook anderen laten lijden. Heel storend is dat Harmonia Mundi in het cd-boekje het derde gedeelte van Audens tekst weglaat. Natuurlijk niet opzettelijk, maar slordig is het wel. Dit laatste deel van de Hymn vormt de opmerkelijke synthese. De muziek is rusteloos en zoekend, de speelse jongen is nu triest en berouwvol, en vormt al een voorafschaduwing van waar het in Brittens opera's naar toe gaat, met al die verloren en geschonden kinderen. Muzikale schoonheid wordt verbonden met pijn en zonde, tot aan Audens slotregel " Oh, wear your tribulation like a rose" . Anders dan Auden herhaalt Britten het refrein dat hier voor de derde keer klinkt: Blessed Cecilia, appear in visions Dit refrein roept de heilige patrones aan, nog één keer smekend om pure, artistieke inspiratie zonder al die chaotische complicaties die nu eenmaal horen bij het menselijk leed, maar waarvan Britten zich afkeert. Na de Hymn to St Cecilia was het afgelopen met de vriendschap en samenwerking tussen Benjamin Britten en W.H. Auden. In deze uitvoering duurt de hele Hymn nog geen elf minuten, maar voor mij vormt die - met alle bewondering voor de overige werken - het hoogtepunt van de hele cd, als compositie voor een virtuoos koor, als verklanking van een geniale tekst, en natuurlijk ook vanwege de loepzuivere interpretatie door de 34 zangers van het RIAS-Kammerchor. Prachtig. index |
|