CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, februari 2018
|
Bij een bewerking voor piano twee handen van een orkestwerk dat veel te rijk is om met twee handen recht te doen, kan de arrangeur twee dingen doen. Of zóveel extra krachten inschakelen dat zoveel mogelijk aspecten van het origineel tot de bewerking doordringen, of veel weglaten en zich beperken tot wat de bewerker de kern vindt of interessant genoeg om te belichten. Dat laatste is aan de hand in de twee arrangementen op deze cd, maar op verschillende manieren. Lucien Garban, een componist en medewerker van Debussy's uitgever Durand, maakte van La Mer een versie waarin hij de bewerking niet behandelt als een piano-uittreksel maar als een pianocompositie weliswaar gebaseerd op het materiaal van een orkestwerk maar gedeeltelijk vorm gegeven met de pianistische middelen van oorspronkelijke pianocomposities van Debussy uit dezelfde periode, zoals de twee serie Images en het drieluik uit 1904 (Masques, D'un cahier d'esquisses en L'isle joyeuse). Die mededeling op de achterkant van de cd en in het uitstekende tekstboekje van Ralph van Raat wordt gerelativeerd door twee feiten. Garban werkt naast Images-achtige texturen ook veel met gebroken akkoorden - ooit bedacht door Schubert in zijn Wanderer-fantasie en later enorm geëxploiteerd door Liszt - die storm en beweeglijkheid moeten verbeelden. Het tweede feit is dat Van Raat in zijn uitvoering die romantische vorm van storm net zoveel gewicht geeft als de texturen die veel dichter bij de Images staan en waarin stormen duidelijk anders zijn verbeeld. Van Raat lijkt in zijn spel meer uit op het doorzichtig maken van de vorm (wat hij uitstekend doet) en behandelt de pianistische figuren als een middel daartoe. Ook al is dit een pianocompositie, het moest van Garban en Van Raat orkestrale allure hebben. Dat is de heren ook uitstekend gelukt. De Images, geschreven voor twee handen, zijn in La Mer inderdaad wel aanwezig, maar ironisch genoeg wat mij betreft veel sterker in de versie voor vier handen die Debussy zelf maakte in 1905 en in theorie veel grootser aandoet. Deze versie uit 1905 kan, getuige diverse opnamen, meer klinken als Images die soms meer neigen naar statische schoonheid dan naar grootse beweeglijke architectuur. De bewerking van Le Sacre du Printemps uit 1985 heeft een geheel ander karakter. De arrangeur, de Russische pianist Vladimir Leyetchkiss, was minder geïnteresseerd in klank en verwantschap met pianomuziek van Stravinsky. Hem ging het om de primaire kracht van het stuk dat Debussy omschreef als 'primitieve muziek met alle moderne voorzieningen'. Dat primitieve zit in het arrangement vooral in de schaamteloze kracht alsof de arrangeur met twee handen wil bereiken waar Stravinsky nog vier nodig had. Wat bij La Mer door Garban en Van Raat een licht kritiekpuntje is, is hier juist een groot pré; met pianistische middelen een primaire kracht oproepen, alsof Veyetchkiss goed heeft gekeken naar de pianoversie van Petrouchka en de pianosonates van Prokofjev die alle ontstonden na Le Sacre du Printemps. En hoe modern het ballet in 1913 ook was, ook in deze pianoversie horen we figuren die bij Liszt romantische stormen moeten verbeelden. Vooraf vroeg ik mij af of twee handen voldoende waren om de primitieve kracht van het werk voldoende over te brengen. Bij Leyetchkiss en Van Raat is er geen enkele reden voor twijfel, ten eerste door het contrast met de vele, meer rustige passages in het werk die uiterst pianistisch zijn geschreven en ten tweede doordat het spel aansluit bij het werk. Toekomstige vertolkers van deze stukken is het zeer lastig gemaakt. Dit is muziek voor pianisten van het type Raat en Pollini, niet van het type Haskil en Gieseking (die hiervoor te mooi speelden) en Gavrylyuk en Kozhukhin (die hiervoor te vrij spelen), maar misschien ziet de volgende mode dat wel heel anders. index |
|