CD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, december 2020

Maurice Ravel - The Complete Works

Klik hier voor de inhoudsopgave

Warner 0190295283261 (21 cd's)
Opname: 1913-2019, diverse steden (vooral Parijs)

 

Maurice Ravel had uitgesproken opvattingen over vertolkers. "Men hoeft mijn muziek niet te interpreteren maar slechts te spelen," was zijn credo. Daarin was hij soms consequent. Musici die contact met hem zochten om stukken door te nemen, kregen steevast te horen dat ze alleen maar hoefden te spelen wat er stond, maar waren ze eenmaal op bezoek dan werd op alle slakken zout gelegd, wat onder anderen Vlado Perlemuter ondervond. Tegenover Paul Wittgenstein, op wiens verzoek Ravel zijn Pianoconcert voor de linkerhand schreef en die uitermate eigenzinnig met de partituur omsprong, verklaarde hij zelfs: ‘Musici zijn slaven'.

Al had Ravel uitgesproken ideeën over de uitvoering van zijn muziek, hij wist dat hij die zelf niet perfect kon realiseren, zeker niet op latere leeftijd. Toen hem in 1922 werd gevraagd om in Londen enige eigen composities vast te leggen, vroeg hij de jonge Robert Casadesus om mee te gaan zodat die het een en ander kon opnemen (het werden de Toccata uit Le tombeau de Couperin en Le gibet uit Gaspard de la nuit). Jarenlang stonden deze opnamen op naam van de componist, maar vlak voordat Casadesus overleed maakte deze bekend dat hij de vertolker was. Die twee uitvoeringen lijken zeer op de opname die hij in 1929 maakte van Jeux d'eau (alledrie zitten in deze box). Casadesus deed ogenschijnlijk niets, maar hij wist precies waar en in welke mate hij de subtiele afwijkingen van het muzikale patroon moest plaatsen; vandaar dat Casadesus eerder ritmisch voortvarend dan metronomisch klinkt en alleen op zijn mindere momenten niet volstrekt overtuigt. Hoe letterlijk men ook speelt, een sterke persoonlijkheid komt toch wel door. In zijn ‘school' was Casadesus onder pianisten een van de grootsten.

Neemt men deze drie uitvoeringen als maatstaf om daaraan de rest van de box af te meten, dan vallen drie dingen op. Ten eerste is duidelijk dat Ravel in zijn muziek vooral door middel van ritme en metrum alle moeite deed om zijn uitvoeringsstijl aan zijn vertolkers op te leggen, ten tweede dat Ravel in zijn instrumentale muziek, vooral die voor piano en orkest, veel strenger in zijn leer was dan in zijn vocale werken en ten derde dat zijn vertolkers zijn wensen ruimschoots honoreerden. Dat verklaart waarom de meeste interpretaties in deze doos zeer op elkaar lijken. De verschillen tussen de persoonlijkheden zijn eerder verschillen tussen variaties dan tussen thema's, eerder subtiel (wat soms groot is) dan opgelegd. Daarom is het niet zo ernstig dat de samenstellers van deze box alleen konden kiezen uit het materiaal in het archief van Warner. Dit op zich is al enorm en de meeste opnamen op andere labels wijken daarvan niet wezenlijk af.

De speelstijl die Ravel voorstond en die Casadesus uitzonderlijk goed over het voetlicht kon brengen, bestond nog decennia na Ravels dood. Zondaren waren voor 1970 uitzonderlijk en diverse van hen zijn present in deze uitgave (de grootste twee zijn de pianisten Samson François en Alfred Cortot, al kozen de samenstellers voor opnamen waarin dit duo niet van zijn grilligste kant te horen is).
Een veel latere zondares was Martha Argerich, zij het met een uitvoering op het label van Deutsche Grammophon (Gaspard de la nuit). Omdat die geweldig is, zette zij een nieuwe toon.

Speelden de pianisten voorheen zelfs het grilligste van Ravel (Gaspard de la nuit en Miroirs, Miroirs en Jeux d'eau) alsof het een strak klassiek is (luister maar naar Doyen, Meyer, Faure, Richard, Richter, Rogé, Larrocha, Michelangeli, Wayenberg, Werner Haas), daarna speelde men zelfs het meest klassieke (Sonatine, Valses nobles et sentimentales en Le tombeau de Couperin) als waren het in de kern demonische tijdbommen (Zimerman, Ashkenazy, Lortie, Pogorelich, Barnatan, Dalberto).

De derde fase, waarin we nu zitten, is het interessantst. Na these en antithese staat de synthese dichter bij de these dan bij de antithese (luister maar naar Tharaud en Chamayou). De vrijheden die instrumentalisten en zeker vocalisten (bijvoorbeeld Janet Baker en Felicity Lott) nemen, al was het maar omdat muziek ook moet ademen, doen geen afbreuk aan de klassieke stramienen. Dit is vooral hoorbaar bij dirigenten binnen en buiten deze box. Haitink, Abbado, Van Beinum en Boulez (afwezig in deze box) zijn in Ravel uit zelfde hout gesneden als Rattle, Jordan, Monteux en Coppola. Contrast tussen nieuwe en oude opnamen in deze genres ontstaat veeleer door de opnamekwaliteit: doordat met de jaren groepen en individuen uit het orkest beter hoorbaar werden, groeide de neiging deze meer en meer apart te belichten, waardoor de balans tussen detail en het geheel met de jaren een zwaarwegender punt werd.

Een andere ontwikkeling is vooral hoorbaar in de vocale muziek. Ook al schreef Ravel maar twee opera's (hier schitterend uitgevoerd) en daarnaast vele liederen, de vroegste vertolkers en vooral vertolksters onder wie Martial Singher, Madeleine Grey en Marcelle Gerar behandelen de liederen als opera's in het klein. Hoogtepunt wat dit betreft is de opname uit 1930 van Fanny Heldy met een deel uit L'heure espagnole waarin haar personage, opgesloten in een saai huwelijk, treurt over het feit dat zij als gevolg van allerlei mannelijk geklungel en opera buffa-achtig gewirwar een overspelig avontuurtje is misgelopen.
Zeer terecht horen we in de drie cantates stemmen die gepokt en gemazeld zijn in opera (onder meer Véronique Gens en Mireille Delunsch) omdat Ravel hier soms meer lijkt op Massenet. Het vocale drama bij naoorlogse vocalisten is een keurig afgemeten drama en bijna alle hebben de onderdrukte neiging van het lied een opera te maken. Dat geldt duidelijk voor Jessye Norman, Victoria de los Angeles, Mady Mesplé en Elly Ameling, met Rudolf Jansen en het Rotterdams Philharmonisch Orkest de enige Nederlandse musici in deze box. Mijn favorieten in de liederen Bernard Kruysen en Noël Lee ontbreken helaas, maar het niveauverschil met de wel aanwezigen is miniem en hun aanpak in feite dezelfde. Dat zij het café chantant-achtige van sommige liederen benadrukken en anderen minder of niet, weegt niet op tegen de jarenlang gebleven houding van iedereen om deze Franse muziek te behandelen als een Mozart met kleuren, niet als muziek met de Franse slag.
Dat bindt ook de twee opnamen van het Strijkkwartet die bijna tachtig jaar schelen. Bij het Quatuor Calvet hoor ik meer durf, bij het Quatuor Ébène meer kleur. Ravels akkoorden zijn vaak moderner dan bij Debussy, maar zijn gevoel voor frasering is veel klassieker.
Eerdere musici in de geest van Ravel laten de muziek stromen alsof dissonanten passanten zijn; recentere musici zetten de bijtende momenten meer in het zonnetje. Hoe klassiek Ravel in wezen was, bewijst een werk dat men zelden hoort: de pianoversie van Daphnis et Chloé. Als de orkestratie afwezig is, blijkt hoe belangrijk Mozart voor Ravel was en hoezeer de orkestratie dat weet te verdoezelen. Ravel is ergens een Franse Richard Stauss.

Van Ravel lijken musici minder te mogen en moeten musici het meer hebben van bijzondere details dan van bijzondere concepten (tenzij men Argerich heet of volgt). Dat geldt ook voor de zeer weinige, net niet volmaakte werken van Ravel, zelden te horen en uiteraard ook aanwezig in deze box, zoals La Parade en het Menuet in cis voor piano, enkele obscure koorstukken en de cantates Alcyone, Alyssa en Myrrha waarmee hij tussen 1900 en 1905 tevergeefs meedong naar de Prix de Rome.

Diverse opnamen in de box zijn na jaren weer beschikbaar en slechts een enkele uitvoering kon mij niet bekoren. Roger Nichols in zijn uitstekende inleiding (hij schreef ook een uitstekend boek over de componist) doet geen enkele moeite het mysterie rond Ravels persoon en werk te verklaren, maar maakt de bewondering wel groter. Ook al is de box een compilatie van eerder uitgebracht materiaal en ook al valt over elke selectie te twisten: dit is een fantastisch monument voor een fantastische componist.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links