CD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, januari 2018

 

Messiaen: Vingt Regards sur l'Enfant-Jésus

Jean-Rodolphe Kars (piano)
Piano Classics PCL 10134 • 2.07' • '(2 cd's)
Live-opname: 30 april 1976, Amsterdam

   

Begin december was ik in het Amsterdamse Orgelpark bij een recital van Ralph van Raat met de Vingt Regards sur l'Enfant Jésus. Kort daarop ontving ik deze dubbel-cd met hetzelfde werk door Jean-Rodolphe Kars. De vergelijking ligt voor de hand (waarover verderop meer), maar de overeenkomst verdient evenzeer aandacht: de zeer te prijzen inzet voor een repertoire dat aan vertolker en luisteraar de hoogste eisen stelt. De oorzaak daarvan is zeer eenvoudig: het is het eerste grote werk dat Messiaen schreef na zijn kennismaking, in de Tweede Wereldoorlog, met zijn studente, later pleitbezorgster en echtgenote Yvonne Loriod. Over haar zei de componist 'zij kon alles, dus ik hoefde mij niet in te houden'. Dat hebben alle latere vertolkers geweten. De gigantische problemen zijn niet alleen pianistisch, maar ook psychologisch. Verspreid over twee uur en twintig stukken speelt de pianist niet alleen twintig pianoconcerten van de buitencategorie, de stukken stellen ook enorme mentale hindernissen omdat Messiaen alle conventies inzake klassieke vormen resoluut aan zijn laars lapt en omdat hij zijn alternatief bewust niet in een vorm laat passen en vooral drijft op een intuïtieve greep. Hij herhaalt schaamteloos lang structuren, ook als we er al meer dan genoeg van hebben, maar kan even abrupt zomaar stoppen; hij kan eindeloos juichen als een klein kind; hij houdt ons sentimentaliteit op het kitscherige af voor als een vorm van edel-expressie met een raffinement dat Wagner hem zou benijden; in harmonisch opzicht is deze katholiek geworden componist nog roomser dan zijn pausen; zijn ritmen zijn dan weer onvoorspelbaar tegendraads en dan weer Gershwin dansend in een katholiek Parijs fin de siècle; de klankschoonheid is zowel verblindend als doel op zich dat even genadeloos kan worden weggedraaid. Zijn leerling Pierre Boulez verklaarde over hem; 'hij componeert niet, hij zet blokken naast elkaar.' Voor een deel heeft Boulez gelijk: Messiaen adoreert de collage-achtige structuren van Stravinsky, maar de middelen waarmee hij ze 'vult' lijken soms sterk op een verkitschte uitgave van Debussy en Franck. Van een ontwikkeling van materiaal zoals bij Beethoven en Brahms is bij hem zelden sprake. En bovenal: hij weet van al die schijnbaar onverenigbare bouwstenen een geheel te maken dat als een onwrikbare samenhang overkomt, ook al hoort de luisteraar die architectuur pas aan het einde van een compositie. Juist in de vorm is Messiaen het meest onberekenbaar; aan zijn details en daarmee zijn omgang met parameters herkent men zijn muziek binnen één maat. Ontwikkeling is in zijn oeuvre amper aan te wijzen, in meerdere opzichten. Het liefst negeert hij geschiedenis, want geschiedenis veronderstelt ontwikkeling, terwijl het hem te doen is om eeuwige en onveranderbare waarheden. Er is een beetje ontwikkeling in die zin dat er met de jaren wel elementen in zijn muziek bijkwamen, zoals vanaf de oorlogsjaren de vogelgeluiden, maar de stilistische kern bleef bestaan. Daarnaast is er in zijn oeuvre van meet af aan een verschil tussen de religieuze en de niet-religieuze werken. In de religieuze is meer sprake van sentimentaliteit en minder van collages, in de seculiere meer van ritmische vondsten en neiging tot exotiek. De herhaling in zijn oeuvre is geen kwestie van gebrek aan of onwil tot ontwikkeling, maar van religieuze zekerheid en de wijze waarop hij die wilde verklanken. Ooit zei hij grappend (zeer uitzonderlijk, want net als veel streng gelovigen was hij tamelijk humorloos): "Mijn geloof is het enige in mijn leven waarvan ik geen spijt heb."

Beide pianisten doorliepen niet helemaal de gebruikelijke rites de passages van een concertpianist. De Nederlander studeerde ook muziekwetenschap, wat hem veel inzicht bracht in zijn favoriete repertoire. Kars won in 1966 de vierde prijs op het Leeds pianoconcours en in 1968 de eerste prijs op het concours Olivier Messiaen waarbij de componist een van de juryleden was. Daarna had hij enige jaren een podiumcarrière als pianist (op een BBC Proms concert in 1971 speelde hij onder Boulez de solopartij in Messiaens Sept Haï-Kaï) en maakte hij onder meer een fraaie plaatopname, later heruitgebracht op cd, van de Préludes van Debussy (hij kiest overwegend voor langzame tempi en heeft veel affiniteit met de bijzondere kleur en opbouw). Later schreef hij over deze jaren: 'Het muziekleven is aan de ene kant geweldig in artistiek opzicht, aan de andere kant is het ook vaak een narcistisch wereldje. Ik koesterde me destijds in dat milieu en ik herinner me nog hoe negatief ik was over de Kerk.' Hij raakte in een persoonlijke crisis die pas ophield, nadat hij besloten had het katholieke geloof te omhelzen, zijn pianocarrière eraan te geven en op te gaan in een religieuze gemeenschap. Helemaal weg van de muziekwereld ging hij daarmee niet, want als geestelijke schreef en sprak hij over Messiaen die hij beschouwt als een van zijn eerste spirituele vader. De componist zei ooit tegen priester Kars: "U heeft het mooiste beroep dat er is." Enige jaren voordat hij zijn podiumcarrière beëindigde, speelde hij in de Kleine Zaal van het Concertgebouw de Vingt Regards. De radio-weergave ervan staat op deze cd. Kars is blij dat deze cd verscheen ter gelegenheid van het vijfentwintigste sterfjaar van de componist en de veertigste verjaardag van de priesterwijding van de pianist. Het tekstboekje is geschreven door 'Père Jean-Rodolphe Kars'. Hoe Ralph van Raat stond en staat tegenover geloof, houdt hij privé; Kars' bekering haalde de headlines.

Kars speelde deze cyclus alsof hij bezig was met een religieus werk van Messiaen en Van Raat alsof hij zich liet leiden door de Messiaen van zijn seculiere stukken. Kars speelde in Amsterdam alles uit zijn hoofd (een ongekende prestatie, wat een piepkleine coupure als gevolg van kortstondig geheugenverlies verklaart), Van Raat speelde van blad (nog steeds een enorme prestatie). Kars koos meer voor een donzige toon, de overgangen zijn iets vloeiender, de ritmen worden niet eruit geknald en de klank krijgt iets meer ruimte zich te hechten. Raat was pregnanter, wilde de overgangen eerder benadrukken dan verzachten en leek ritme belangrijker te vinden dan klank. Beiden waren schitterend in staat structuur aan te brengen in ogenschijnlijke lappendekens en wisten hun publiek twee uur lang meer dan te boeien met muziek die zowel volslagen onvoorspelbaar als zeer herkenbaar is. Hun technisch kunnen was ongehoord. Mentsaal stond Kars echter dichter bij Claude Debussy, Van Raat die avond dichter bij Louis Andriessen, van wie hij jaren geleden alle werken voor pianosolo opnam. Kars probeert in de uitzinnige fortissimo-passages de klank mooi te laten blijven, alsof kracht meer inwendig dan uitwendig moet zijn. Raat behandelt dit geweld alsof de Haagse School van Andriessen en de zijnen de bloemetjes grondig wil buiten zetten en Messiaens ernst overgaat in humorloze drammerigheid, alsof de muziek de Nederlander dwong in zijn ontwikkeling als musicus een paar stappen terug te doen (in zijn recente cd met werken van Loevendie ontwikkelt hij zich eerder 'vooruit', d.w.z. met de variatie in klank en ritme meer en meer met elkaar in evenwicht). Bij beluistering van de cd vroeg ik mij af of dit ook het verschil is tussen een cd met een radio-opname van 41 jaar geleden en een concert waarbij ik zes meter van de vleugel zit. Het zal vast meespelen, maar ook zonder dat blijft het verschil in temperament.

Hoe men deze eigenschappen ook beoordeelt, beide uitvoeringen behoren tot de beste die ik van dit werk heb gehoord, juist omdat zij greep tonen op het meest ongrijpbare van Messiaens muziek, een overeenkomst die alle verschillen en minieme minpuntjes rigoureus relativeert. Kars was een van de eerste vertolkers van het werk na Loriod; met zijn combinatie van ingehouden kracht en punctualiteit en vormgevoel had hij een trend kunnen zetten, als het geloof hem niet meer zou hebben begeestigd. (Een jurylid van het Leeds concours betreurde het later dat Kars zijn vleugel aan de wilgen had gehangen.) Raat speelt in een periode waarin collega-vertolkers van dit werk vooral de klankrijkdom en de extraverte energie willen benadrukken en met de collagevorm vaak moeite hebben. De uitvoering uit het Orgelpark werd voor zover ik weet niet opgenomen; een van de aanwezigen was de schrijfster en filosofe Joke Hermsen die in de pauze aantekeningen maakte en die hopelijk ooit haar licht over deze muziek wil laten schijnen; Messiaens omgang met het onklassieke als middel tot overreding verdient immers een grondig essay. Die uit het Concertgebouw staat gelukkig nu op cd. Kars was op die avond priester in wording.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links