CD-recensie

 

© Emanuel Overbeeke, december 2021

Manuel de Falla – The Spanish Soul

Falla: Atlantida (1) - Concert voor klavecimbel en ensemble (2, 3) - El amor brujo: Eerste versie (4); Tweede versie (5, 6); Delen (7, 8, 9, 10, 11, 12) - El corregidor y la molinera (13) - El retablo de Maese Pedro (14, 15) - El sombrero de tres picos: Compleet (16, 17); Delen (10, 18) - Fantasia betica (19) - Homenajes (20) - Homenaje ‘Pour le tombeau de Paul Dukas' (10) - Homage ‘Le tombeau de Claude Debussy' (10, 21) - La vida breve compleet (1); delen (22); Spaanse dans nr. 1 (23, 24, 25, 26, 27, 28); Spaanse dans nr. 2 (19) - Noches en los jardines de Espana (29) - Psyche (30, 31) - Quatro piezas espanolas: Compleet (32); Delen (8, 33) - Siete canciones populares espanolas: Compleet (34, 35, 36, 37, 38, 39); Soneto a Cordoba (35, 40) - Suite populaire espagnole: Compleet (41); Deel (42) - Tres obras de juventud (10)

(1) Orquesta Nacional de Espana o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos met solisten
(2) Gonzalo Soriano (klavecimbel) met ensemble
(3) Manuel de Falla (klavecimbel) met ensemble
(4) Claire Powell (mezzosopraan) met Aquarius o.l.v. Nicholas Cleobury
(5) Victoria de los Angeles (sopraan) met Philharmonia Orchestra o.l.v. Carlo Maria Giulini
(6) Orquesta Betica de Camara de Sevila o.l.v. Ernesto Halffter
(7) Alban Gerhardt (cello), Rina Dokshinsky (piano)
(8) Ernest Bitetti (gitaar)
(9) Olivier Latry (orgel) met Rieger Philharmonie de Paris
(10) Jean-François Heisser, piano
(11) Ricardo Vines (piano)
(12) Brodsky kwartet
(13) Claire Powell (mezzosopraan), Jill Gomez (sopraan) met Aquarius o.l.v. Nicholas Gomez
(14) Ensemble o.l.v. Charles Dutoit
(15) Orchestre National de la Radiodiffusion Francaise o.l.v. Eduardo Toldra
(16) Philharmonia Orchestra o.l.v. Rafael Fr|uhbeck de Burgos
(17) Consuelo Rubio (mezzosopraan), Orchestre National de la Radiodiffusion Française o.l.v. Eduardo Toldra
(18) Manuel Barrueco (gitaar)
(19) Alicia de Larrocha, piano
(20) Orchestre National de la Radiodiffusion Francaise o.l.v. Ernesto Halffter
(21) Turibo Santos, gitaar
(22) Orquesta Nacional de Espana o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos
(23) Teresa Llacuna (piano)
(24) Oscar Caceres (gitaar)
(25) Tasmin Little (viool) en Piers Lane (piano)
(26) Sergej Nakariakov (trompet), Alexander Markovich (piano)
(27 Brodsky Quartet
(28) Yehudi Menuhin (viool), Arthur Balsam (piano)
(29) Gonzalo Soriano (piano) met Orchestre de la Société des Concerts du Conservatoire o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos
(30) Victoria de los Angeles (sopraan) met ensemble
(31) Leila Ben Sedira (sopraan), Quintette instrumental Pierre Jamet
(32) Gonzalo Soriano, piano
(33) Manuel de Falla (piano)
(34) Victoria de los Angeles (mezzosopraan), Alicia de Larrocha (piano)
(35) Maria Barrientos (sopraan), Manuel de Falla (piano)
(36) Nan Merriman (mezzosopraan), Gerald Moore (piano)
(37) Marina de Gabarain (mezzosopraan), Hallé Orchestra o.l.v. Sir John Barbirolli
(38) Alison Balsom (trompet), Göterborg Symfoniker o.l.v. Edward Gardner
(39) Edgar Moreau (cello), Thibaut Garcia (gitaar)
(40) Victoria de los Angeles (mezzosopraan), Annie Challan (harp)
(41) Daniel Hope (viool), Sebastian Knauer (piano)
(42) David Oistrakh (viool), Vladimir Yampolsky (piano)

Erato 0190296537301 (11 cd's)
Opname:, 1913-2016, Beauvais, Berlijn, Bern, Haarlem, Hamburg, Londen, Madrid, Manchester, Parijs

 

De cd-box is inmiddels zozeer ingeburgerd dat er allerlei soorten boxen bestaan. Is het onderwerp een componist, dan betekent dat meestal dat allerlei werken die lange tijd niet of nauwelijks verkrijgbaar waren, nu eindelijk weer beschikbaar zijn, terwijl de bekendste vaak voor de zoveelste keer verschijnen. Men moet zo'n box dan ook niet kopen om uitvoeringen van bekende werken door bekende musici, tenzij men die nog niet heeft want het risico bestaat dat deze ‘losse' uitgaven na publicatie van de box uit de handel worden gehaald. Zeker het onbekende is daarna een tijd of helemaal niet niet meer verkrijgbaar.

Het onbekende leidt tot wisselende reacties. Soms is het een bevestiging van het beeld dat we van een componist hebben, zoals onlangs bij de Saint-Saëns-box van Warner. Het onbekende is in dat geval goed en daarmee welkom, maar verandert het imago niet. Dat is anders bij de nieuwste componisten-box van Warner, gewijd aan Manuel de Falla. Iedereen rekent hem terecht tot de drie belangrijkste Spaanse componisten uit de eerste helft van de twintigste eeuw, maar anders dan bij Albéniz en Granados is die reputatie gebaseerd op een veel kleiner oeuvre (van de elf cd's in deze box zijn er zeven gevuld met oorspronkelijk werk, twee met arrangementen en twee met historische opnamen van stukken die ook op de eerste zeven te vinden zijn). De Falla's status is omgekeerd evenredig aan de grootte van zijn oeuvre (in de box zitten minder dan twintig werken; veel van zijn overige werken zijn of niet voltooid, of niet gepubliceerd of volgens de Falla-kenners onvoldoende interessant om goed te bespreken). Bovendien is zijn grootste populariteit gebaseerd op aanzienlijk minder dan de helft daarvan, waarvan diverse werken zeer vaak zijn opgenomen en de andere helft vaak zelden. De keuze voor de arrangementen en de historische opnamen naast het oorspronkelijke werk is beslist niet een poging het oeuvre groter te laten lijken dan het is, ook al zijn de arrangementen vooral voertuigen voor opmerkelijke musici en zit bij de historische opnamen zeer intrigerend materiaal. Voor zover ik weet had geen enkel ander label zo'n omvangrijk en gevarieerd archief om dit geheel te kunnen leveren.

De bekendste uitvoeringen in de box (vocale werken door Victoria de Los Angeles, pianomuziek door Alicia de Larrocha, orkestmuziek door Rafael Frühbeck de Burgos en het Klavecimbelconcert door de componist) zijn zowel een genot voor de liefhebber als een afleiding van de essentie van het oeuvre. De Falla voelde zich weliswaar op en top Spanjaard en maakte daar in zijn geschriften geen geheim van (de titel van de box The Spanish Soul is commercieel en inhoudelijk zeer toepasselijk), maar hij ging met die ziel heel anders om dan Albéniz en Granados. Die twee schreven veel stukken voor piano of gitaar, gebaseerd op allerlei Spaanse ritmen die het dominante ingrediënt werden in vele muzikale structuren die vaak kort en overzichtelijk zijn omdat ze klassiek en populair aandoen. Marius Flothuis noemde dit repertoire ooit ‘toeristisch' en had een voorkeur voor die werken van de twee waarin zij die Spaanse ingrediënten ondergeschikt maken aan een betoog waarin de eigenzinnige persoonlijkheid voorop staat en niet de uiting van een collectieve emotie of kunstvorm. Flothuis dacht aan Ibéria van Albeniz en Goyescas van Granados, geen wonder dat de individualist Debussy bij Albéniz juist deze stukken prees, terwijl Larrocha Ibéria ooit betitelde als ‘intellectueel' (het gebruik van die term is vaak een manier om aan te geven dat de complexiteit van kunst ten koste zou gaan van een meer primaire expressie, zo niet expressie überhaupt) en van Granados Goyescas even graag speelde als de meer toeristische stukken, zoals bijvoorbeeld zijn Spaanse dansen. De Falla zat meer op de lijn van Debussy. Dat blijkt niet alleen uit zijn Hommage aan Debussy (een kort in memoriam waarin het Debussy-citaat uit La soirée dans Grenade slechts kort voorbij komt en Debussy's vormgevoel het gehele werk doordrenkt), maar ook uit zijn overige werken. Wat opnieuw illustreert dat men een componist moet beoordelen op de noten, niet op de uitspraken daaromheen.

Manuel de Falla (1876-1946) begon met het schrijven van zijn meest stereotiepe Spaanse composities nadat hij in 1907 was verhuisd naar Parijs. Dat was niet uit heimwee. Zijn oudere composities zijn met alle respect jeugdwerken, bijvoorbeeld zijn Tres obras de juventud, een groep van drie pianostukken, waarin hij nog niet helemaal zichzelf is, met als trefzekere uitzondering uit dezelfde jaren La vida breve.

Wat hij al wilde in Spanje, realiseerde hij volledig geslaagd in Parijs. Daar schreef hij onder meer zijn Vier Spaanse volksmelodieën voor piano, zijn pianoconcert Nachten in de tuinen van Spanje en zijn Zeven Spaanse volksmelodieën voor mezzosopraan en piano. De liederen voor sopraan zijn het meest toeristisch, vandaar dat ook vele niet-Spaanse musici het spelen. (De meeste oorspronkelijke werken in de box worden uitgevoerd door Spanjaarden, de meeste arrangementen door buitenlanders.)

Toen De Falla vanaf 1915 weer terug was in Spanje, ging hij door in de stijl van de Vier Spaanse stukken en Nachten in de tuinen van Spanje. Het clichématig Spaanse is bepaald niet afwezig in El sombrero de tres picos, El retablo de Maese Pedro en El amor brujo, maar de composities zijn sterk beïnvloed door de geest van Debussy (de Fransman hielp De Falla bij de uitgave van zijn werk) en de meest toeristische delen vindt men in de suites en de arrangementen. Ook die delen worden het meest gespeeld door niet-Spaanse musici en zij vormen op zijn best de helft van het werk waaruit ze afkomstig zijn (zoals El sombrero de tres picos en El amor brujo), soms zelfs maar een zeer klein deel (zoals de twee Spaanse dansen uit La vida breve die acht minuten vullen van de meer dan zestig).

Nog Franser en ogenschijnlijk minder Spaans is hij in zijn werken uit zijn laatste ruim twintig jaar. Allereerst Psyche, een prachtig lied in de stijl van Ravel. Vervolgens het Klavecimbelconcert dat te duister en te eigenzinnig is om in een hokje te kunnen stoppen: Ravel bejubelde het middendeel; Landowska voor wie het geschreven was hield er niet van; de solist kan hooguit schitteren in het tweede deel dat het moet hebben van verheven ernst. En bovenal het oratorium Atlantida, dat weliswaar in Franse sfeer is, maar dan niet geïnspireerd door de taal van Debussy en Ravel, maar door de oratorium-achtige theatrale werken van Milhaud en Honegger. De Falla liet het bij zijn dood onvoltooid achter, waarna zijn leerling Ernesto Halffter er een speelklare versie van maakte die hij na de première herzag. In de box bevindt zich een van de versies.

De heersende beelden inzake De Falla's muziek worden bevestigd door de bekendheid van de uitvoerders. De bekendste naoorlogse vertolkers van zijn muziek doen duidelijk moeite het toeristische aspect van zijn werk over het voetlicht te brengen. Dat ze dat geweldig doen, maakt duidelijk hoe dicht deze Spaanse kunstmuziek gezien haar soms sterke nadruk op pregnante ritmen binnen een heldere frasering staat bij én de eigen volksmuziek én de muziek van boven de Pyreneeën uit de klassieke periode of muziek uit andere perioden met deze kenmerken. Daarom was Larrocha niet alleen heel goed in Albéniz, Granados en Soler, maar ook in Bach, Mozart en Schumann. Vandaar ook dat in deze box de beste naoorlogse Spaanse musici (Larrocha, Los Angeles en Frühbeck de Burgos) niet wezenlijk verschillen van de beste westerse (Giulini, Merriman, Oistrakh en Barbirolli).

Het geweldige spel van Larrocha en haar beroemdste land- en tijdgenoten verschilt zeer van dat van de vooroorlogse musici in deze box. Bij de componist als vertolker, de pianist Ricardo Viñes, de sopraan Maria Barrientos en de dirigent Ernesto Halffter horen we een lichte maar grotere vrijheid in de puls en het metrum. Licht omdat bijna alle stukken geschreven zijn voor meer dan één musicus en musici met elkaar rekening moeten houden, maar in de meeste composities is er een flexibiliteit die eerder past bij De Falla in de geest van Debussy dan De Falla als uithangbord van de nationale VVV, ook al deden landgenoten reeds tijdens zijn leven alle moeite om hun beste componisten te presenteren als bovenal makers van kunstmuziek voornamelijk afgeleid van volksmuziek met eveneens pregnante ritmen.

Of de vooroorlogse musici staan in een typisch Spaanse speeltraditie kan ik niet beoordelen. De veelgehoorde opmerking dat Larrocha een groot exponent van de Spaanse speeltraditie is omdat haar leraar Frank Marshall een leerling was van Granados verdient na beluistering van Marshalls opnamen met de Zeven Spaanse volksliederen (helaas niet in de box) de nodige korrels zout. Marshall speelde in de geest van De Falla en Granados; Larrocha is geen discipel maar een leerling.

Wel bevestigt de box een veelvoorkomende relatie tussen kunstmuziek en volksmuziek. Kunstmuziek wordt indien mogelijk vaak versimpeld tot veredelde volksmuziek, terwijl de meestal meer simpele muziek of buiten beeld raakt of in een ander circuit terecht komt. De Falla at van twee walletjes, dus de titel The Spanish Soul mag men ruim nemen. De inhoud van de box helpt daarbij zeer.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links