CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, mei 2018
|
Debussy's honderdste sterfjaar is ook aanleiding voor vele heruitgaven. Het voordeel van zo'n uitgave op een later moment is dat er inmiddels een kwaliteitsselectie heeft plaatsgevonden. Het is dan ook verleidelijk om te denken dat de heruitgegeven opnamen de tand des tijds hebben doorstaan, maar zo simpel is het niet. Regelmatig bezoek aan YouTube brengt mij soms tot de conclusie dat heruitgaven op cd vaak vooral van de toppers zijn terwijl op internet veel meer is te vinden aan goede, maar niet altijd sublieme vertolkingen. Een tweede nuance is dat de tand des tijds niet hetzelfde is als eeuwigheidswaarde. Wat wij de eeuwigheid noemen is meestal niet meer dan hooguit drie plooien van de geschiedenis. Kwaliteit is zowel een tijdloos als een tijdgebonden begrip; zelfs enkele van de beste Debussy-vertolkers, onder wie Vines en Schmitz, zijn nu ondergeschoven kinderen. Deze uitvoeringen van Henkemans danken hun heruitgaven aan hun kwaliteit, niet aan hun stijl, want die is beslist amodieus. Chauvinisme is in wezen een oneigenlijk argument, maar de onderbuik wil ook wat en de Nederlandse pianist/componist Hans Henkemans (1913-1995), die vooral bekend stond om zijn vertolkingen van Mozart en Debussy en na ongeveer 1970 een beetje op de achtergrond raakte, heeft er gelukkig baat bij. Sommige opnamen uit de Philips Recordings waren al uitgebracht (op Dutch masters en Australian Eloquence), maar veel verschijnt hier voor het eerst op cd. Henkemans' spel leek in deze jaren iets frisser dan dat uit de jaren zestig toen hij voor Artone enkele werken opnieuw opnam (Children's corner, Estampes en Images). Heruitgaven hebben ook een prettig nadeel: sommige oude recensies zijn niet te overtreffen. De meest sympathieke reactie in zo'n geval is: citeren, zeker als de auteur ten onrechte is vergeten. Tussen 1956 en 1965 schreef Simon Vestdijk, vooral bekend om zijn romans, verhalen, gedichten en essays, negen boeken over muziek. Het zijn geschriften van een bovengemiddeld begaafde en geïnformeerde amateur, die in laatste instantie vooral schreef over zichzelf als literator (hoe meer muziek aansloot bij zijn literaire thema's, hoe beter hij die vond). Hij ging soms dwars tegen de mores in (wat tot boze pro domo-reacties leidde), kon in zijn teksten soms lang om de hete brij heen draaien en had als stilist onder de muziekscribenten in zijn tijd amper gelijken. Zijn enige congenialen onder zijn tijdgenoten in Nederland waren Willem Pijper en Matthijs Vermeulen en onder zijn navolgers hooguit twee of drie. Geen wonder dat ik zijn geschriften, herdrukt in de jaren tachtig en in 2014, weliswaar lees met soms gemengde gevoelens, maar ook altijd met groot genoegen. Zelden treft men zulke briljant geschreven proza met opmerkingen van uitzonderlijk inzicht. Tot die negen boeken behoren 3½ met korte opstellen over componisten en composities, vaak in eerste instantie geschreven voor De Groene Amsterdammer naar aanleiding van een grammofoonplaat. Bij de bundeling schrapte hij vaak de verwijzing naar de plaat zodat hij zich kon concentreren op het werk, tenzij de uitvoering een wezenlijk nieuw en belangrijk geluid op het muziekstuk presenteerde. Dat laatste gebeurde bij Henkemans' plaatopname van de Etudes, opgenomen in de Philips Recordings . Vestdijk besprak die plaat twee keer kort na elkaar, de tweede keer in een vergelijking met de opname van de Etudes door Walter Gieseking, ook onlangs heruitgebracht (Warner Classics 19029586919). Beide teksten zijn te vinden in zijn bundel Het kastje van oma.
Vestdijk schrijft over Henkemans onder meer: Over Gieseking: De vergelijking: Ook al slaat Vestdijk de spijker op de kop, hij zegt, gelukkig voor mij, sommige dingen niet. Hoewel hij het stuk over Henkemans de titel geeft 'De schepper als herschepper', gaat hij niet in op Henkemans als componist. De Philips Recordings zijn vertolkingen van een componist. Henkemans hanteerde in de jaren dat hij deze opnamen maakte een enigszins neoclassicistische stijl, getuige een zekere gelijkmatigheid in ritme en metrum, bijvoorbeeld in zijn Passacaglia en Gigue, Vioolconcert en Primavera. Die gelijkmatigheid verhinderde niet dat hij een groot oog had voor ritmische verrassingen en dynamische accenten op onverwachte momenten. Op deze punten wordt de herschepper gestuurd door de schepper. Zijn componistenoog herkent men ook aan zijn liefde voor grillige wendingen die alle tot doel hebben de structuren te verduidelijken. Op dit punt maakt Henkemans geen onderscheid tussen Debussy's vroege stukken die nog sterk onder invloed staan van de Franse salon, de meer 'impressionistische' werken als Estampes, Images en Préludes en de meer emotioneel ontheemde Etudes. Henkemans trapt niet in de val (een formulering die Gieseking zou hebben opgevat als een compliment) om impressionisme te zien als mooie mistbanken en sensuele schoonheid. Passages waarin veel collega-pianisten nu het pedaal een groot deel van het werk laten doen en Henkemans bewust niet, zijn voor de één ongemeen transparant en voor anderen wellicht wat kaal. Gelukkig opgenomen in het tekstboekje is een uitvoerige tekst van Henkemans over Debussy die leest als een zeer interessante analyse van de ene componist door een andere. In zijn orkestraties uit de jaren zeventig van de Préludes van Debussy, gedeeltelijk te horen op Youtube, staat de componist Henkemans dichter bij zijn meer avant-gardistische dan bij zijn meer neoclassicistische klankwereld. Impressionisme zowel voor Henkemans als voor Vestdijk is aandacht voor een nieuwe vorm en een grote helderheid in de klank (Henkemans in navolging van Vestdijk ziet impressionisme als 'het verbijzonderende') en daarmee in wezen net als voor Boulez een begin van de moderne tijd. Tegelijkertijd moest Henkemans niets hebben van de muziek van na Debussy. Hij vond dit geen muziek maar 'soniek' en noemde tegenover Liesbeth Hoppen, de vrouw van Theo Bruins, alle muziek van na Debussy 'een vergissing'. Niettemin, in de jaren dat hij ageerde tegen de avant-garde schreef hij zijn meest donkere en meest avant-gardistische werken zoals Dona montana en Barcarola Fantastica, wat mij betreft zijn beste orkestwerken. De wil het navrante in muziek niet te verhullen, stuurt ook zijn interpretaties van Debussy. Mooi in de zin van bewust verfijnd en lichtelijk onbestemd is zijn spel lang niet altijd, al kon hij ook zeer fraai spelen als de muziek gebaat was bij een langzaam voortschrijdend sfeerbeeld, zoals in de meeste Images en Préludes. Zijn instelling als componist demonstreert hij in zijn liefde voor 'het poëtisch detail, de verrassende nuance, het nerveus grillige, flitsende, tedere of explosieve, de afzonderlijke frase, en zelfs de plastiek van de afzonderlijke toon' (Het kastje van oma, p. 171). Henkemans staat hiermee mijlenver af van niet alleen Gieseking, maar ook van andere grootheden in Debussy uit deze jaren als Robert Casadesus, Marcelle Meyer, Alfred Cortot en Robert Schmitz. De meeste Debussy-vertolkers nu laten zich meer inspireren door Giesekings vermogen tot klankmagie dan door een ander. Zoveel verscheidenheid bij één componist pleit voor de rijkdom van Debussy's muziek. En wat betreft de rijkdom van Henkemans' spel: misschien verschijnen ooit op cd zijn opnamen uit de jaren vijftig met pianoconcerten van Mozart. Net zo tijdgebonden, net zo tijdloos en evenzeer gestuurd door de componist. _______________ index |
|