CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, augustus 2023 |
Deze cd is al twee jaar oud en heeft tot nu toe amper aandacht gekregen. Voor een deel is dat begrijpelijk. De cd is uitgegeven in Amerika in eigen beheer en kreeg tot nu toe slechts enkele recensies, voor zover ik weet alleen in de VS. De belangrijkste reden hiervoor is denk ik dat deze cd een kant van Carter laat horen die velen, ook in Amerika, amper kennen. Carter staat bekend als een modernist die complexe muziek schreef, vaak zonder een duidelijk herkenbare puls, maar met zeer ingewikkelde polyfone structuren die resulteren in een min of meer expressionistisch karakter – sommigen spreken van abstract expressionisme, een uitdrukking ontleend aan een schilderstroming die vooral in Amerika in de jaren vijftig opgeld deed (met figuren als Pollock en De Kooning) en waarvoor Carter grote interesse toonde. Die stroming deed zijn intrede in Carters muziek met zijn Eerste strijkkwartet uit 1951. Daarvoor (Carter was van 1908) componeerde hij enigszins in de stijl van Amerikaanse neoclassicisten als Copland en Sessions en was hij hoorbaar beïnvloed door Stravinsky en diens pedagogische verlengstuk Nadia Boulanger, ook de docente van Carter. In zijn Cellosonate uit 1948 staat hij op de grens van zijn oude en nieuwe stijl: in die sonate combineert hij elementen uit de neoclassicistische esthetiek met elementen uit de expressionistische school van Schönberg, Berg en Webern. Met zijn twee balletten (Pocahontas uit 1939 voor Lincoln Kirstein en The Minotaur uit 1947 voor George Balanchine) plus zijn Symfonie uit 1942 en de Holiday Overture uit 1944 staat hij nog met twee benen in zijn eerste stijl. Ze illustreren de toenmalige voorliefde bij Amerikaanse balletgezelschappen voor balletten op soms Amerikaanse onderwerpen met muziek ontleend aan destijds populaire stijlen en werden bij de première slecht ontvangen. Misschien daarom wilde Carter ze vergeten en bestaan er vrijwel geen andere opnamen van de twee (van Pocahontas werd rond 1960 de herziene versie opgenomen o.l.v. Jacques Monod en in 2007 door Paul Dunkel - Gil Rose dirigeert de herziene versie; The Monotaur werd lang geleden voor geluidsdrager gedirigeerd door Howard Hanson en Gerald Schwarz). De negatieve reacties bij de première zijn enigszins te begrijpen. De balletten moeten het grotendeels doen zonder passages met pregnante ritmen die lang worden aangehouden. De harmonie is weliswaar uitgesproken tonaal, maar Carter houdt ervan die helderheid te vertroebelen door contrapuntische verwikkelingen. Er zijn vrijwel geen duidelijke ‘meezingers' die bijvoorbeeld balletten van Copland wel hebben (terwijl ironisch genoeg diverse van zijn abstract-expressionistische werken meer lijnen hebben die men meezinger mag noemen). Carter neemt van de Amerikaanse muziek zoals die toen bekend was meer de energie en de wijdheid dan een duidelijke melodie. Een optimistische toon is er soms, maar die is zeker niet altijd dominant. Dat past voor een deel bij het verhaal. Voor het gegeven van de mythische minotaur die mensen verslindt, liet Carter zich inspireren door de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog waarvan de verhalen bekend raakten kort na de oorlog. Met de kennis van Carters latere werken hoort men de vooruitwijzingen, ook al verwierp Carter diverse aspecten van de twee balletten. Wat hij zeker niet verwierp, was allereerst zijn beheersing van contrapunt als middel tot dramatiek. Ook in deze vroege orkestwerken is hij een volleerd orkestrator die weet hoe hij zowel een volle meeslepende klank als een aforistisch palet moet oproepen. Hij begrijpt hoe men gecondenseerde en uitgesponnen muzikale betogen moet schrijven. Hij heeft inmiddels door hoe hij een Amerikaanse geest (vol optimisme, energie en eigenzinnigheid) kan vormgeven met enigszins a-modieuze middelen. Zeer prettig aan de cd zijn ook de toelichting in het tekstboekje van Carters leerling David Schiff en de schitterende uitvoeringen en opnamen. Bij dat niveau in dit boeiende maar a-commerciële repertoire is het verdedigbaar dat een volgende opname waarschijnlijk lang op zich zal laten wachten. Tenslotte is deze cd in meerdere opzichten een teken des tijds. Ze verscheen op een ‘klein' Amerikaans label dat zich al enige jaren met succes toelegt op onbekende, veelal Amerikaanse muziek, soms in een vertrouwd idioom van (relatief) bekende mensen en soms afkomstig uit de interessante zijstraten (wat meteen de vraag oproept welke klassieke componist nu de hoofdstraat bewandelt). Een antwoord zit voor een deel in de revival van Amerikaanse balletten uit de jaren dertig en veertig. Dat duidt op zowel muzikaal conservatisme als ontvankelijkheid voor nationalisme en populisme. Carter zou de simpele verschijningsvormen daarvan eind jaren veertig verlaten maar in zijn hart door en door Amerikaans blijven. index |
|