CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, oktober 2017
|
Het eerste wat bij beluistering opvalt, is de dwingende aanwezigheid van Irvine Arditti. Wat hij ook speelt, hij verandert alles in Arditti en legt daarmee ook de blinde vlekken van de componisten bloot. Arditti staat voor quasi-versplinterde vormen vol ornamenten, riedels, meer snelheid dan schoonheid, meer intensiteit dan sentimentaliteit en vooral meer weerbarstigheid dan toegankelijkheid. Met die wetenschap is het duidelijk welke componisten hem het beste liggen: Sciarrino, Nunes en Carter. De atomen van Sciarrino zijn een kolfje naar zijn hand. De opname van Anthèmes van Boulez versterkt mijn wens dat hij en zijn kornuiten nog eens Boulez' Livre pour quatuor opnemen, al zal het grootste probleem nu zijn dat hij zich moet meten met een nieuwe uitvoering van een wezenlijk ander karakter (van het Quatuor Diotima) en dat een uitvoering van dat Livre door de Arditti's in zekere zin een stap terug is in de uitvoeringspraktijk. Toegegeven, het Livre staat qua stijl dichter bij de Arditti's dan bijvoorbeeld Le marteau sans maître, Pli selon pli e zeker Boulez' composities van na 1970, maar de grootste winst in de Boulez-uitvoeringspraktijk de laatste decennia is de groeiende aandacht voor lyriek en sensualiteit die bij musici van een oudere generatie (zoals het Quatuor Parrenin en in zekere zin ook de Arditti's) vaak - ongetwijfeld bewust - slechts mondjesmaat aanwezig is. Die anti-lyrische houding maakt Arditti in theorie ook zeer geschikt voor Nunes, maar deze componist kent wel de modernistische trukendoos, maar kan er geen boeiende muziek mee maken. Carter is in dit gezelschap, nog meer dan Boulez, zó veelzijdig in zijn middelen, dat Arditti met één helft (de hoogstandjes) beter overweg kan dan met de andere, de lyrische momenten (het andere uiterste is Thomas Zehetmair die op ECM de lauden transformeert tot bijna lieve stukken). De grootste winst van deze cd (Nunes niet meegerekend) is de getoonde levensvatbaarheid van het modernisme. De mindere goden uit de experimenterende jaren lijken naar de encyclopedieën te zijn verbannen, net zoals 99 % van de tijdgenoten van Mozart muzikaal gesproken niet echt de moeite waard is. En net als bij Mozarts tijd weten we bij de laatste zeventig jaar inmiddels vrij aardig wie de Mozarts en Beethovens van onze tijd zijn. Om dat besef in bredere kring door te laten dringen, is denk ik een verandering van de uitvoeringspraktijk nodig die we van Arditti en zijn kwartet waarschijnlijk niet kunnen verwachten (meer demonstratieve warmte in het spel). Maar Arditti heeft met zijn kwartet wel enorm bijgedragen aan de kweekvijver waarin met name Sciarrino en Carter konden gedijen (Boulez was van meet af aan een geval apart). En als dank voor zo'n bijdrage mag de primarius een solo-cd maken. Driekwart klinkt geweldig. Het spel kan wel anders, maar niet beter. index |
|