CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2021


Clair-Obscur

Zemlinsky: Waldgespräch

(R.) Strauss: Morgen! op. 27 nr. 4 - Meinem Kinde op. 37 nr. 3 - Vier letzte Lieder - Malven

Berg: Sieben frühe Lieder

Sandrine Piau (sopraan), Orcheste Victor Hugo Franche-Comté o.l.v. Jean-François Verdier
Alpha 727 • 51' •
Opname: maart 2020, Auditorium CRR de Besançon

   

Dit is repertoire waarmee ik deze Franse sopraan geen moment eerder heb geassocieerd, terwijl ze er zelf nu juist lang van heeft gedroomd. Sterker nog, het behoort tot haar eerste liefde in haar studententijd, zo schrijft ze in het boekje. Om eraan toe te voegen: 'ieder lied vertelt zijn eigen verhaal en ik heb mijn uiterste best gedaan om ze (op dit album) samen te brengen opdat ze maar één verhaal vertellen, het mijne'.

De opbouw van het programma getuigt van exquise smaak en inzicht: het eerste en het voorlaatste lied liggen qua textuur weliswaar mijlenver uit elkaar, maar het contrast is zeker op zijn plaats en dus niet alleen omdat ze werden geïnspireerd door dezelfde dichter: Joseph von Eichendorff. In Zemlinsky's onheilspellende ballade Waldgespräch (met een bijzondere rol voor twee hoorns, harp en viool) wordt muzikaal zeer treffend de koortsachtige poging uitgebeeld om aan de betoverende, maar uiteindelijk iedereen de diepte insleurende Loreley te ontkomen. In het voorlaatste lied van dit recital is er Im Abendrot in de opulente orkestratie van Richard Strauss: 'Wie sind wir wandermüde - Ist dies etwa der Tod?'

Het zijn de tegenstellingen tussen licht en donker die op Sandrine Piau een grote aantrekkingskracht uitoefenen. Vandaar ook de titel van het album: clair-obscur (of chiaroscuro in het Italiaans). In haar eigen woorden:

There is music that contains vestiges of painting flashes of light and shadow, soaring flights like the suspended gesture of the painter. For here too we are speaking of colours, nuances, gradations, pointillism...

Het is deze muziek die de essentie vormt van dit fraai vormgegeven recital. Bovendien past het clair-obscur haar stem als een handschoen, met de licht- en schaduwnuances die daarbij zo essentieel zijn.

Wie de liederen van Strauss bij voorkeur gezongen hoort door een warme sopraan heeft uiteraard evenveel recht van spreken als degene die opteert voor het lichtere stemtype. Het is het essentiële verschil tussen, ik noem slechts twee voorbeelden, Jessye Norman en Elisabeth Schwarzkopf (in casu Sandrine Piau). Die variëteit geldt eigenlijk al sinds de première van de Vier letzte Lieder: Kirsten Flagstad zong ze in 1950 voor het eerst, vrij spoedig daarna gevolgd door Sena Jurinac en drie jaar later door Lisa Della Casa. Wat evenwel toch doorslaggevend is of zou moeten zijn is de expressie, de verbeelding, het puur evocatieve karakter van de vertolking en dan bent u met Sandrine Piau uitstekend uit.

Ook de overige liederen mogen rekenen op een uitermate sfeervolle aankleding, wat tevens iets zegt over het bijzonder geslaagde orkestaandeel. Het orkest is vooral actief in de thuishaven Besançon en omgeving, maar trekt dankzij de formidabele inzet van de zeer getalenteerte dirigent Jean-François Verdier nu ook internationaal volop de aandacht; en terecht.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links