CD-recensie
© Aart van der Wal, januari 2021 |
Wat een geweldig team: de vier leden van het Quartetto di Cremona, de altist Ori Kam en de cellist Eckart Runge! En wat een sextet en wat een slotfuga schreef Tsjaikovski! Hij dacht er zelf ook zo over, getuige zijn brief van december 1891 aan zijn broer Modest. Om erin aan toe te voegen: ‘Het is werkelijk verschrikkelijk zo verguld als ik ben met mijzelf. Ik ben er zelfs verlegen onder, niet door het gebrek aan ideeën maar door de noviteit qua vorm!' Het is inderdaad in alle opzichten een superieur werk dat van een in de kamermuziek tot dan ongekende intensiteit getuigt, van symfonische proporties is en het broeierige pathos uitstraalt dat in het slotdeel van de ‘Pathétique' uiteindelijk zijn bekroning zou vinden. Geen wonder dat er een aantal versies voor strijkorkest van bestaat (de eerste maten van het beginthema vormen de herkenningsmelodie van het tv-programma Podium Witteman). Wie aan die intensiteit nog enigszins mocht twijfelen: in het openingsdeel laten de zes musici de vonken er bijna letterlijk vanaf spatten en groeit de finale onder hun handen uit tot een onvervalst Florentijns vurig-dansant souvenir en avontuur zoals je het maar zelden hoort. Niet minder verbluffend is Mozarts Strijkkwartet KV 80, officieel zijn eerste, door hem gedateerd '15 maart 1770 om 7 uur ‘s avonds' (Mozart was toen 14). Dan nog slechts driedelig, met afsluitend een menuet, en voltooid - Mozart was weer eens met vader Leopold op reis - in een herberg in Lodi (vandaar de bijnaam ‘Lodi-Quartett') in de Italiaanse regio Lombardije. Rond die tijd had Mozart overigens al zo'n 20 symfonieën, 16 vioolsonates, vier missen en drie opera's op zijn naam staan! Een paar jaar later ontstond alsnog de rondo-finale, in Salzburg of Wenen, tussen 1773 en 1775. Evenals Schumann vóór hem probeerde ook Hugo Wolf (1860-1903) door verdrinking een einde aan zijn leven te maken. Niet zoals Schumann in de Rijn, maar in de Traunsee. Die poging mislukte jammerlijk en evenals Schumann werd hij vervolgens opgesloten. Wolf kwam terecht in een Weens tehuis voor geesteszieken, waar hij niet meer uit zou komen. Daar schetste hij nog de eerste veertig maten van een beoogd tarantella-deel, als aanvulling op zijn dan nog eendelige, in mei 1887 in slechts twee dagen gecomponeerde, Italiaanse serenade. Van zijn plan om er later een orkestsuite van te maken kwam het niet meer. Tijdens zijn leven heeft Wolf de serenade nooit gehoord, terwijl de gedrukte uitgave eerst kort na dood volgde. Het Italiaanse karakter van het stuk is op zich misschien niet zo evident, maar de hoofdmelodie zou Wolf ooit tijdens een vakantie hebben gehoord, gespeeld op de piffero, een soort hobo. Ook de Israelische componist Nimrod Borenstein (1969) werd door Italië geïnspireerd. ‘Cieli d'Italia' voor strijkkwartet componeerde hij speciaal in opdracht van het Quartetto di Cremona voor dit album. Het stuk duurt slechts 7,5 minuten, maar is dusdanig kleur- en contrastrijk en diep gelaagd dat daardoor een aanmerkelijk grotere omvang wordt gesuggereerd. Zoals de componist het zelf omschreef verloopt het discours van ‘ethereal beauty and magical peacefulness naar ‘episodes of great despair, courageous protest and even playfulness.' Het Italiaanse Quartetto di Cremona, opgericht in 2000, dankt zijn naam aan de plaats waar het is ontstaan. Een verdere introductie van dit topkwartet is overbodig (we hebben al eerder de loftrompet over dit sublieme ensemble gestoken) en ook de bijdragen van Ori Kam en Eckart Runge in Tsjaikovski's 'Souvenir de Florence' zijn van het hoogste niveau. Mede dankzij de zeer geslaagde opname is dit kortom een productie op topniveau. index |
|